Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 30 km per uur boven de toegestane snelheid binnen de bebouwde kom op de Prof. Cobbenhagenlaan te Tilburg op 18 december 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat betrokkene zich niet kon herinneren langs een bord H1 te zijn gereden en dat er geen schouwrapport was dat de borden had gecontroleerd. Ook werd aangevoerd dat de meting niet correct was uitgevoerd volgens de handleiding van de gebruikte apparatuur.
De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, had plaatsgevonden. Betrokkene had geen duidelijke route aangegeven die hij had gevolgd, waardoor de officier van justitie niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de aanwezigheid van de bebording. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen.