Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Ringbaan West te Tilburg op 19 juni 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep gegrond verklaarde en een proceskostenvergoeding toekende. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, niet aanwezig, terwijl de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, wel aanwezig was. De kantonrechter constateerde dat de gronden van het beroep ontbraken in het dossier en dat de gemachtigde niet in de gelegenheid was gesteld om deze gronden in te dienen. De kantonrechter oordeelde dat het beroep alleen gericht kon zijn tegen de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding, aangezien de boete al door de officier van justitie was vernietigd.
De officier van justitie had een proceskostenvergoeding van € 405,75 toegekend, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor de telefonische hoorzitting. De kantonrechter bevestigde dat deze vergoeding in overeenstemming was met de wet en dat de toegekende vergoeding voor de telefonische hoorzitting ook juist was. Gelet op deze overwegingen verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.