Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- de advocaat van cliënt;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met de ziekte van Huntington. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en had als doel een gedwongen opname voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 2 mei 2024 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de cliënt, een psycholoog, een casemanager, en familieleden van de cliënt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan de ziekte van Huntington, wat leidt tot zowel depressieve klachten als regressief gedrag. Ondanks de ernst van de situatie, heeft de rechtbank geoordeeld dat het nadeel van een gedwongen opname op dit moment niet zodanig is dat dit het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt zou moeten prevaleren. De cliënt heeft aangegeven niet te willen worden opgenomen en zijn echtgenote steunt deze keuze. De rechtbank concludeert dat de zorg van de echtgenote momenteel voldoende is en dat er geen signalen zijn van ernstige overbelasting. Daarom is het verzoek tot rechterlijke machtiging afgewezen.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt, zelfs in situaties waarin er sprake is van ernstige gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft de afweging gemaakt tussen de noodzaak van observatie en de autonomie van de cliënt, en heeft besloten dat de huidige situatie geen gedwongen opname rechtvaardigt.