ECLI:NL:RBZWB:2024:3820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422005 / JE RK 24-799
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met PTSS-klachten en gedragsproblemen

Op 4 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roosendaal, met als doel de minderjarige voor een periode van drie maanden in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen. De kinderrechter heeft de zaak eerder behandeld op 30 mei 2024, waar de ouders hun instemming voor een gesloten plaatsing introkken, wat leidde tot een nadere behandeling op 4 juni 2024.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige lijdt aan PTSS-klachten en gedragsproblemen, waaronder paniekaanvallen en zorgen over haar psychoseksuele ontwikkeling. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en hebben aanvankelijk twijfels geuit over de noodzaak van een gesloten plaatsing, maar hebben uiteindelijk ingestemd met het verzoek van het college. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten plaatsing onderbouwd met de ernst van de opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, en de verwachting dat zij in de thuissituatie de hulpverlening zal afhouden.

De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, ingaande op 5 juni 2024, en heeft daarbij de doelen uit het behandelplan in overweging genomen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422005 / JE RK 24-799
Datum uitspraak: 4 juni 2024
beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROOSENDAAL,
zetelende te Roosendaal,
hierna te noemen: het college,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder.
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader.
wonende in [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van het college van 30 april 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum, waaronder de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 26 april 2024;
- de brief met bijlage van mr. Van Laarhoven van 17 mei 2024, ingekomen bij de griffie op 21 mei 2024;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 30 mei 2024;
- het e-mailbericht van het college van 4 juni 2024.
1.2
Op 30 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- [minderjarige] , die apart in het bijzijn van haar advocaat is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van het college.
1.3
Omdat de ouders bij voormelde mondelinge behandeling van 30 mei 2024 hun instemming voor een gesloten plaatsing hebben ingetrokken, heeft de kinderrechter een nadere behandeling van de zaak gelast en wel op 4 juni 2024 en daarbij uitgenodigd de Raad om de kinderrechter over het verzoek te adviseren en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij de mondelinge behandeling van 4 juni 2024 zijn aanwezig:
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van het college;
- een medewerkster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 20 februari 2024 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 20 februari 2024 tot 5 maart 2024, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Het verzoek is voor het overige aangehouden. Laatstelijk, bij verbeterde beschikking van 14 mei 2024, heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 5 maart 2024 tot 5 juni 2024.
2.3.
[minderjarige] verblijft op grond van voormelde machtiging bij [jeugdzorginstelling] .

3.Het verzoek

3.1
Naar de kinderrechter begrijpt, verzoekt het college verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van drie maanden.

4.Het standpunt van het college

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek voert het college schriftelijk, samengevat, het volgende aan. [minderjarige] heeft last van PTSS-klachten en herbelevingen. Bij haar is sprake van paniekaanvallen met fors somatische symptomen. Er zijn vermoedens van een reactieve hechtingsstoornis of een ontremd sociaal contact stoornis. In de thuissituatie was sprake van weglopen, agressie en huiselijk geweld. In de afgelopen jaren zijn er zorgen geweest over het
veilig opgroeien van [minderjarige] in het gezin. Daarnaast zijn er zorgen over de psychoseksuele ontwikkeling van [minderjarige] ; er zijn zorgen over met wie [minderjarige] omgaat, terwijl er incidenten zijn geweest waarbij zij drugs gebruikt. Er zijn verschillende video’s opgedoken waarbij [minderjarige] is te zien met oudere jongens. [minderjarige] lijkt eerder experimenteel en impulsief middelen te gebruiken. Bij [jeugdzorginstelling] lijkt dit risico op de achtergrond aanwezig te zijn.
[minderjarige] is bij [jeugdzorginstelling] stevig agressief geweest op de groepen waar zij verbleef. Als zij eenmaal boos of verdrietig is, is zij moeilijk af te remmen. [minderjarige] heeft een lange historie van weglopen, hoewel daar op dit moment geen sprake van is. Een machtiging gesloten plaatsing is nodig. [minderjarige] zelf wil naar huis, maar dit is niet mogelijk. Als [minderjarige] thuis is, bestaat het vermoeden dat zij zich zal onttrekken aan hulpverlening, terwijl zij nabijheid en begeleiding van de groepsleiding nodig heeft na haar therapiesessies. Zonder co-regulatie van de groepsleiding is het risico dat eerdere niet-helpende coping als weglopen weer de kop op steekt. Door ingewikkelde therapie van persoonlijke problematiek is het moeilijk in te schatten hoeveel tijd er nodig is, vandaar dat het college om een gedeeltelijke aanhouding verzoekt.
4.2
In aanvulling op en ter toelichting van het verzoek voert de GI tijdens de mondelinge behandeling van 30 mei 2024, samengevat, het volgende aan. Hoewel [minderjarige] in de afgelopen periode veel vorderingen heeft gemaakt, is die situatie nog pril. Wanneer de gesloten plaatsing te snel wordt afgebroken, zal het risico op terugval groot zijn. In de gesloten setting is er meer kans om het hulpverleningsplan goed te vervolgen. Het is veilig om de gesloten plaatsing in ieder geval de komende drie maanden voort te zetten, dit gelet op de herbelevingen van [minderjarige] en het risico op terugval in oud gedrag. Daarnaast kan het vervolg van hulpverlening in de thuissituatie ook op praktisch gebied problemen opleveren. Dit maakt waarom het college niet om een voorwaardelijke machtiging heeft verzocht. In antwoord op de vraag van de advocaat wat er de komende drie maanden concreet gaat gebeuren, antwoordt het college dat onderwijs in een continuerooster zal worden voortgezet en er meegedacht wordt over de vrijheden van [minderjarige] . Wellicht kan zij met haar ouders op vakantie. De stelling van de advocaat dat in de zomerperiode alles stil ligt, wordt niet gevolgd.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling van 4 juni 2024 verklaart het college, samengevat, als volgt. Het recente weekendverlof van [minderjarige] is niet goed verlopen. Dit voorval laat zien dat een gesloten plaatsing van drie maanden echt nog noodzakelijk is. In de komende periode zal met [jeugdzorginstelling] en de gedragswetenschapper worden bekeken hoe [minderjarige] veilig terug kan naar huis, hetgeen de intentie blijft.

5.Het standpunt van belanghebbenden en de Raad

5.1
[minderjarige] heeft de kinderrechter op 30 mei 2024, samengevat, aangegeven dat het beter met haar gaat. Zij zit goed in haar vel en ziet in wat zij fout heeft gedaan. Met haar therapeut praat [minderjarige] over wat zij moet doen als zij zich vervelend voelt en de neiging heeft om weg te lopen. [minderjarige] kan nu beter omgaan met haar gevoelens. Volgens [minderjarige] kan zij haar behandeling ook volgen vanuit de thuissituatie. Een langer verblijf bij [jeugdzorginstelling] is daarvoor niet nodig. [minderjarige] is al eens een weekend naar huis geweest. Dat ging goed. Op de vraag van de kinderrechter op 4 juni 2024 of [minderjarige] iets wil zeggen over haar laatste weekendverlof, geeft [minderjarige] geen antwoord. Zij geeft aan dit moeilijk te vinden.
5.2
Door de moeder is op 30 mei 2024 aangevoerd dat zij wil dat [minderjarige] weer naar huis komt en zij het niet eens is met het verzoek. Zij ziet wel een voorwaardelijke machtiging voor zich. Op 4 juni 2024 zegt zij alsnog in te stemmen met het verzoek.
5.3
Door de vader is op 30 mei 2024 aangevoerd dat hij twijfelt over de terugkomst van [minderjarige] in de thuissituatie. Omdat hij ziet dat [minderjarige] hard aan haar behandeling heeft gewerkt, wil hij haar een kans geven om behandeling te volgen vanuit de thuissituatie. Daarom stemt hij op dat moment niet langer in met een gesloten plaatsing. Op 4 juni 2024 zegt de vader alsnog in te kunnen stemmen met het verzoek. De ouders zijn geschrokken van afgelopen weekend en vinden dat [minderjarige] beter bij [jeugdzorginstelling] kan blijven.
5.4
De advocaat voert namens [minderjarige] op 30 mei 2024, samengevat, aan dat
[minderjarige] de meerwaarde van haar traumatherapie erkent. Zij kan echter ook vanuit huis aan de doelen werken. Zij staat ervoor open om haar behandeling voort te zetten. Zij wil dit in vrijheid, maar met gebondenheid aan de afspraken met [jeugdzorginstelling] . Een voorwaardelijke machtiging zou passender zijn geweest. Dit had [minderjarige] geaccepteerd. Nu dit niet is verzocht, dient in het huidige verzoek rekening te worden gehouden met de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, waaruit volgt een gesloten plaatsing voor maximaal drie maanden. Deze periode valt precies in de zomer. De ervaring leert dat alles stil ligt en er forse afwezigheid is op de groep. Bovendien is onduidelijk wat er in de komende drie maanden ingezet gaat worden. Inmiddels is bekend dat de ouders niet meer achter het verzoek staan. Dit betekent dat de machtiging gesloten plaatsing afloopt. [minderjarige] ziet in dat er overleg nodig is. Zij is ermee akkoord als het verzoek voor drie weken wordt toegewezen. Binnen die periode kan er bij [jeugdzorginstelling] intern overleg plaatsvinden over een voorwaardelijke machtiging.
Op 4 juni 2024 voert de advocaat, samengevat, aan dat hij kennis heeft genomen van de ontwikkelingen van het afgelopen weekend. Of [minderjarige] daadwerkelijk is weggelopen, is moeilijk te beoordelen. [minderjarige] geeft aan dat zij toestemming had om naar buiten te gaan. Zij heeft toen contact gezocht met een jongen. Het verzoek om naar huis te komen is door haar niet geëffectueerd. Uit deze actie blijkt de wanhoop. [minderjarige] woont al vier jaar niet meer thuis en heeft het gevoel, als zij thuis is, onder een vergrootglas te liggen. Het voorval is ingegeven vanuit een gebrek aan perspectief. Wat uit het e-mailbericht van het college verder opvalt is dat zij contact heeft gehad met een gedragswetenschapper die niet bij de zaak betrokken is. Het had op de weg van de gedragswetenschapper gelegen om contact te hebben met [minderjarige] zelf.

6.De beoordeling

6.1
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet, kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarnaast moet niet zijn gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
6.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling, blijkt dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat de zorgen over de opgroei- en opvoedingsproblemen over [minderjarige] nog altijd aanwezig zijn. [minderjarige] heeft PTSS-klachten met herbelevingen. Daarvoor krijgt zij behandeling. En hoewel de kinderrechter ziet dat [minderjarige] zich daarvoor inspant, zijn er nog altijd zorgen en heeft [minderjarige] paniekaanvallen met forse somatische symptomen. Tevens zijn er zorgen over haar psychoseksuele ontwikkeling, hetgeen tot uiting komt in zorgen over met wie [minderjarige] omgaat en eerdere incidenten met drugsgebruik. De kinderrechter neemt hierbij ook in aanmerking de in het behandelplan genoemde hoge risico’s op geweldpleging, slachtofferschap, en ongeoorloofde afwezigheid.
6.3
Naar het oordeel van de kinderrechter is een langere gesloten plaatsing van [minderjarige] noodzakelijk om de behandeling succesvol af te ronden. Gebleken is dat [minderjarige] nabijheid en begeleiding van de groepsleiding nodig heeft na haar therapiesessies. Hoewel [minderjarige] zelf vindt dat haar behandeling kan worden voortgezet vanuit de thuissituatie, ziet de kinderrechter dit anders. [minderjarige] is gebaat bij de veiligheid en de kader van haar gesloten plaatsing gelet op haar herbelevingen van en het risico op terugval in oud gedrag. Daarnaast kan het vervolg van hulpverlening in de thuissituatie ook op praktisch gebied problemen opleveren en bestaat de verwachting dat [minderjarige] in de thuissituatie de hulpverlening zal afhouden. Dit moet worden voorkomen, omdat de gestelde behandeldoelen nog niet zijn bereikt. De kinderrechter acht het van belang dat [minderjarige] haar positieve ontwikkeling kan voortzetten. Een terugkeer naar huis komt naar het oordeel van de kinderrechter te vroeg, getuige ook het incident tijdens het laatste weekendverlof van [minderjarige] , waarbij [minderjarige] is weggelopen, althans niet is thuis gekomen en de nacht ongeoorloofd elders heeft doorgebracht.
6.4
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper voor een gesloten plaatsing van maximaal drie maanden alsook de toestemming van de ouders van 4 juni 2024. De gedragswetenschapper heeft bij zijn beoordeling nadrukkelijk betrokken het actuele behandelplan dat is vastgesteld op 22 maart 2024. Gelet op de ontwikkeling van [minderjarige] , maar ook de noodzaak van een goed vervolg van haar behandeling, ziet de kinderrechter gegronde reden om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, zonder daarbij een deel aan te houden. Indien en voor zover een nieuwe machtiging onverhoopt toch nodig is, ligt het op de weg van het college om een nieuw verzoek te doen en daarbij te vermelden in hoeverre in de in onderstaande rechtsoverweging genoemde doelen zijn behaald. Ook voor [minderjarige] zelf zijn onderstaande doelen een houvast om naar toe te werken. [minderjarige] moet ook zelf kunnen erkennen dat die doelen nog niet zijn behaald in een mate dat ze weer thuis verder kan, zonder ernstig risico op terugval. Het derde doel en deels ook het vierde ziet mede op haar ouders.
6.5
Zoals bij de mondelinge behandeling is besproken gaat de kinderrechter er van uit dat de komende periode gewerkt gaat worden aan de volgende doelen uit het behandelplan, te weten;
1. [minderjarige] raakt vrij van PTSS-klachten;
2. [minderjarige] ontwikkelt en oefent actief met adequate manieren om spanningen, boosheid en verdriet een plek in haar leven te geven;
3. [minderjarige] en haar ouders werken aan het herstellen van een werkbare ouder-kindrelatie waarin zij met elkaar op een helpende manier kunnen samenwerken aan de ontwikkeling van [minderjarige] ;
4. [minderjarige] heeft en onderhoudt een actieve school- dag- en vrijetijdsbesteding gedurende en na haar plaatsing bij [jeugdzorginstelling] .
6.6
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] met ingang van 5 juni 2024 tot uiterlijk 5 september 2024;
7.2
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch