Uitspraak
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezamenlijk gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder en de stiefvader hebben verzocht om gezamenlijk gezag, ondanks hun scheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder sinds 2013 alleen met het gezag over de kinderen is belast en dat de stiefvader in nauwe persoonlijke betrekking tot de kinderen staat. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2024 hebben de kinderen hun wens geuit om de relatie met de stiefvader voort te zetten, wat door de Raad voor de Kinderbescherming werd ondersteund. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten voor gezamenlijk gezag is voldaan, en dat de belangen van de kinderen niet in het gedrang komen. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het gezag voortaan gezamenlijk zal worden uitgeoefend door de moeder en de stiefvader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden gevolgd, ook als er beroep wordt ingesteld. Tevens is de griffier verzocht om een aantekening te maken in het gezagsregister.