6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de delicten
Op 17 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een hoeveelheid wiet uit een woning. Verdachte is, nadat zij dit met elkaar hadden afgesproken, samen met de twee medeverdachten naar de woning aan de [adres 3] te [plaats 3] gegaan, waar de twee medeverdachten, beiden met bivakmuts op, de woning zijn binnen gegaan, terwijl verdachte op de uitkijk bleef staan. Op dat moment was [aangeefster] in de woning aanwezig en kwam met de medeverdachten oog in oog te staan. Door deze diefstal uit haar woning is het veiligheidsgevoel van [aangeefster] in algemene zin aangetast: zij is continu angstig, heeft nachtmerries en last van hartkloppingen. Zij heeft geen veilig gevoel meer in haar eigen huis. De diefstal uit de woning is voor het slachtoffer een traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kan hebben. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot samen met de medeverdachten door middel van de diefstal snel aan wiet te willen komen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Op 28 augustus 2022 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , die op dat moment werkzaam was als beveiliger. Nadat [slachtoffer] op verzoek van de eigenaresse van [cafe] naar het café was gegaan, omdat daar een opstootje was ontstaan, heeft hij geprobeerd de onenigheid te sussen. [slachtoffer] werd tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden als beveiliger belaagd door een groep jongeren waarbij hij naar de grond werd gewerkt en meerdere klappen en schoppen heeft gehad. Hij heeft hierdoor ook letsel opgelopen.
Verdachte heeft door de openlijke geweldpleging niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook de openbare veiligheid geschaad, wat leidt tot gevoelens van onrust in de samenleving.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten en dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad van 14 mei 2024 dat over verdachte is opgemaakt. Door de Raad worden binnen de verschillende domeinen beschermende en risicofactoren gezien. Verdachte heeft in het verleden verschillende ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Deze gebeurtenissen lijken deels gerelateerd te zijn aan de opvoeders dan wel de opvoedsituatie. Verdachte is in maart 2024 in een psychose geraakt, waarna hij bij Emergis heeft verbleven. Op dit moment verblijft verdachte bij [instelling] te [plaats 2] op basis van machtiging gesloten jeugdhulp in het civiele kader.
De Raad heeft zorgen over de daginvulling van verdachte. Hij is van school gestuurd nadat hij een leraar heeft bedreigd terwijl hij een mes vast had. Ook heeft de Raad zorgen over het middelengebruik van verdachte, namelijk blowen. Middelengebruik remt impulsen, waardoor de kans wordt vergroot dat verdachte in gevaarlijke of risicovolle situaties terecht komt en hij zich wellicht sneller laat beïnvloeden door anderen. Ook heeft het blowen invloed op de medicatie die verdachte slikt tegen psychoses. Ten slotte heeft de Raad zorgen over de houding van verdachte. Hij toont geen medeleven met de slachtoffers en lijkt zich niet in te kunnen of willen inleven in de slachtoffers.
Ook worden er beschermende factoren gezien. Verdachte verblijft momenteel bij [instelling] , waardoor hij op dit moment geen mogelijkheden heeft om middelen te gebruiken, er zicht is op wat verdachte doet en er geen mogelijkheden zijn dat hij met vrienden in risicovolle situaties terecht komt.
De Raad heeft afgewogen welke straf op dit moment een passende strafrechtelijke reactie is voor verdachte. Ondanks dat verdachte nog verschillende vaardigheden kan leren op het gebied van sociale vaardigheden en inzichten in middelengebruik, lijkt een leerstraf op dit moment niet passend. Verdachte is niet gemotiveerd voor de inzet van een leerstraf en er is verschillende hulpverlening betrokken die het vergroten van deze vaardigheden met hem kan oppakken.
De Raad vindt het belangrijk dat er voor verdachte de komende periode gefocust wordt op diagnostiek, zodat er gekeken kan wordt wat hij nodig heeft. Na de diagnostiek zal er gekeken moeten worden welke behandeling het meest passend is en welke organisatie deze behandeling kan bieden. Gezien de vele zorgen vindt de Raad het tevens belangrijk dat er voor verdachte een kader komt in de vorm van jeugdreclassering met voorwaarden.
De Raad acht een flinke voorwaardelijke straf in de vorm van voorwaardelijke jeugddetentie passend, gezien de ernst van de delicten en de houding van verdachte ten aanzien van de delicten. Deze voorwaardelijke jeugddetentie kan tevens dienen als extra motivatie voor het jeugdreclasseringstraject en de behandeling. Daarnaast acht de Raad een werkstraf passend. Verdachte leert hierdoor dat dergelijk delictgedrag consequenties heeft, hij leert in de praktijk te oefenen met zijn sociale vaardigheden en hij maakt kennis met een gestructureerde werkomgeving. Als bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd op te leggen dat verdachte naar school en/of werk gaat volgens lesrooster, meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding, inzicht geeft in zijn sociale contacten, verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken, meewerkt aan diagnostisch onderzoek, meewerkt aan behandeling die noodzakelijk wordt geacht, meewerkt aan de hulpverlening, zoals Grenzeloos Coaching en/of die de jeugdreclassering noodzakelijk acht en onderwijs volgt (of een andere positieve daginvulling, indien de jeugdreclassering dit passender acht), waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zeeland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Tijdens de zitting heeft de Raad daaraan toegevoegd dat in het civiele kader momenteel wordt onderzocht of verdachte weer bij zijn moeder kan gaan wonen. De moeder is echter verhuisd naar de omgeving [plaats 5] en als verdachte bij zijn moeder gaat wonen zal vanuit daar het diagnostisch onderzoek en de begeleiding moeten worden opgestart. De Raad sluit aan bij het advies van de jeugdreclassering om aan de gecertificeerde instelling het Leger des Heils opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Het Leger des Heils werkt landelijk waardoor er geen overdracht hoeft plaats te vinden als verdachte bij zijn moeder gaat wonen. De Raad acht de uitvoering van een werkstraf haalbaar, ongeacht waar verdachte zal verblijven.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. De jeugdreclassering heeft ingezet op de schorsingsvoorwaarden zoals die waren opgelegd. Door een kentering in het gedrag van verdachte is er tussendoor ook een civielrechtelijke maatregel uitgesproken. De begeleiding heeft zich vooral gericht op het anticiperen op alles wat is voorgevallen. De jeugdreclassering is op zoek gegaan naar een behandelplek voor verdachte, maar tot op heden is nog geen geschikte plek gevonden. Diagnostisch onderzoek van verdachte heeft nog niet plaatsgevonden, maar wordt door de jeugdreclassering nog steeds noodzakelijk geacht. Waar verdachte eerst mee wilde werken aan een plaatsing op een behandelgroep, geeft hij nu aan weer bij zijn moeder te willen gaan wonen. Of dit mogelijk is, wordt door de jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling ook belast is met de uitvoering van de civiele maatregel, onderzocht. De jeugdreclassering kan zich vinden in het advies van de Raad, dat eerst diagnostisch onderzoek gaat plaatsvinden en pas daarna de werkstraf hoeft te worden uitgevoerd. De jeugdreclassering verzoekt het Leger des Heils opdracht te geven toezicht en de begeleiding uit te voeren, nu het Leger des Heils een landelijk werkende gecertificeerde instelling is en de moeder woonachtig is in Woerden.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte veroordeeld wordt voor twee ernstige feiten, maar ook dat verdachte bij de diefstal uit de woning een kleinere rol had, aangezien hij niet in de woning is geweest. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat artikel 63 Sr van toepassing is. Met de Raad en de jeugdreclassering vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte naast de straf die hij krijgt, hem ook hulp wordt geboden om herhaling te voorkomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt dit dan ook over en legt aan verdachte op een werkstraf van 50 uur. Daarnaast legt zij aan verdachte op een jeugddetentie voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van twee jaren. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld. Ook zal verdachte een contactverbod met [aangeefster] als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Een contactverbod als bijzondere voorwaarde doet recht aan de angst die [aangeefster] heeft als gevolg van het delict en maakt dat er eerst een toetsing zal plaatsvinden door de jeugdreclassering bij overtreding van het verbod.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod met [aangeefster] met dadelijke uitvoerbaarheid ex artikel 38v Sr, nu als bijzondere voorwaarde reeds een contactverbod met [aangeefster] wordt opgelegd. Ten aanzien van [getuige 1] ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde of ex artikel 38v Sr op te leggen, nu [getuige 1] na het delict ook nog zelf contact heeft gezocht met verdachte en medeverdachten.