ECLI:NL:RBZWB:2024:3957
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ woning met ongegronde uitspraak over waarde vaststelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 juli 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 166.000 per 1 januari 2020. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 130.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond heeft verklaard en dat de belanghebbende geen zitting wenste, waardoor de zaak zonder mondelinge behandeling is gesloten.
De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende en de heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd, waarin de waarde van de woning op basis van vergelijkingsmethoden was bepaald. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen, die zijn gebruikt voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. Ook is er voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.