Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van een richtingaanwijzer bij een belangrijke zijdelingse verplaatsing op de Bijsterveldenlaan te Tilburg op 10 april 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. R.A.H. van Huijgevoort, aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat betrokkene door de staandehouding door de politie overdonderd was en daardoor vergat zijn richting aan te geven. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft verzocht om de boete te matigen met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf tot matiging van de boete.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de boete te matigen met 50% en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.