ECLI:NL:RBZWB:2024:3964

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
9059683 \ MB VERZ 21-52
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op het Rooseveltplein te Tilburg op 30 augustus 2020. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 15 mei 2024, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. D. Marcus, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene niet de bestuurder was en dat het geluid dat was veroorzaakt normaal was. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen onderbouwd bewijs was dat de betrokkene niet de bestuurder was en dat de boete terecht was opgelegd.

De kantonrechter heeft echter ook vastgesteld dat het boetebedrag per 1 maart 2022 was verlaagd van € 390,- naar € 250,- en dat deze wijziging ten gunste van de betrokkene moest worden toegepast. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 50% te matigen. Uiteindelijk werd de boete vastgesteld op € 125,-, met een proceskostenvergoeding van € 749,50 aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 9059683 \ MB VERZ 21-52
CJIB-nummer: 5062 5422 3600 9050
uitspraakdatum: 15 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. D. Marcus

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 september 2021. De kantonrechter heeft de zaak toen aangehouden om betrokkene in de gelegenheid te stellen alsnog de zekerheidstelling te voldoen. Betrokkene heeft daarna de zekerheid alsnog betaald.
De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 15 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: R522: als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets onnodig geluid veroorzaken op het Rooseveltplein te Tilburg op 30 augustus 2020 om 03:50 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het geluid dat betrokkene heeft veroorzaakt en door de verbalisant mogelijk is gehoord, het geluid is van piepende banden. Dit geluid is volgens gemachtigde normaal geluid dat door een auto veroorzaakt kan worden. Er is geen geluidsmeting of ander soort meting verricht, hierdoor kan niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is van onnodig geluid veroorzaken.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat betrokkene niet de bestuurder van het voertuig was en de gedraging niet heeft verricht. Gemachtigde heeft ter zitting een vonnis overgelegd waarin de rechter betrokkene heeft vrijgesproken van overtreding van artikel 9, lid 2 WVW1994 (ongeldig verklaard rijbewijs), op 30 augustus 2020 te Tilburg. Volgens gemachtigde is betrokkene vrijgesproken omdat hij niet de bestuurder was. Betrokkene heeft op 30 augustus 2020 drie boetes opgelegd gekregen.
Gemachtigde sluit zich aan bij het standpunt van de zittingsvertegenwoordiger over de overschrijding van de redelijke termijn en verzoekt het beroep gegrond te verklaren.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene is staande gehouden en heeft geen verklaring afgelegd dag hij niet de bestuurder van het voertuig was. De gegevens van betrokkene zijn vastgesteld door de verbalisant. De zittingsvertegenwoordiger ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De gedraging staat vast. De manier van rijden, te weten met piepende banden, is niet normaal en daarom is er sprake van onnodig geluid veroorzaken.
Omdat per 1 maart 2022 het boetebedrag is verlaagd, moet het boetebedrag worden gewijzigd naar € 250,-.
De zittingsvertegenwoordiger ziet aanleiding de sanctie te matigen met 25% nu de redelijke termijn is overschreden waarbinnen een beslissing zou moeten worden genomen. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Gemachtigde voert pas op de zitting aan dat betrokkene de bestuurder niet zou zijn geweest en dus de gedraging niet zou hebben verricht. Dit onderbouwt de gemachtigde met een vonnis van de politierechter. De kantonrechter ziet hierin echter geen onderbouwd bewijs dat betrokkene niet de bestuurder zou zijn geweest. Aan de beslissing van de politierechter kunnen ook andere verweren of omstandigheden ten grondslag liggen. Betrokkene is na constatering van de verweten gedraging staande gehouden en aan hem is de cautie verleend. Hij heeft toen niet verklaard dat hij niet de bestuurder van het voertuig was geweest.
De boete is dus terecht opgelegd.
Verlaging boetebedrag
De kantonrechter stelt vast dat het boetebedrag voor feitcode R522 met ingang van
1 maart 2022 is verlaagd van € 390,- naar € 250,-. Een verandering in de hoogte van het boetebedrag na het begaan van de gedraging moet met onmiddellijke ingang worden toegepast, als die verandering ten gunste van betrokkene werkt (zie ECLI:NL:GHARL:2022:2330). De beslissing van de officier van justitie zal daarom worden vernietigd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd zal worden gewijzigd wat betreft het bedrag van de boete. Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 30 augustus 2020 en is de redelijke termijn dus met één jaar en 9 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Omdat sprake is van een zeer grote overschrijding van de redelijke termijn én gelet op het lange tijdsverloop tussen de eerste zitting en de inhoudelijke behandeling van het beroepschrift door de kantonrechter ter zitting, zal de kantonrechter de boete matigen met 50%.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- =
€ 218,75
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 125,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 265,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: