ECLI:NL:RBZWB:2024:3965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
10956295 \ MB VERZ 24-166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene voor haar bromfiets niet de vereiste verzekering had afgesloten en in stand gehouden, zoals vastgesteld door een registercontrole van de RDW op 12 mei 2022. Betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat zij nooit een beslissing van de officier van justitie had ontvangen, omdat de boete naar haar oude adres was gestuurd. Ze had haar bromfiets niet kunnen verzekeren vanwege financiële problemen en was pas later op de hoogte van de boete toen ze haar adres wijzigde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingesteld, maar heeft betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven en het beroep ontvankelijk verklaard. Inhoudelijk oordeelde de kantonrechter dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.

De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 100,- en de verhogingen ongedaan gemaakt, omdat er sprake was van een structurele schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures en de verantwoordelijkheden van kentekenhouders met betrekking tot hun voertuigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10956295 \ MB VERZ 24-166
CJIB-nummer: 7062 5422 5039 4230
uitspraakdatum: 15 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden geconstateerd middels een registercontrole van de RDW op 12 mei 2022 om 17.08 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd nooit een beslissing van de officier van justitie te hebben ontvangen. De boete is verzonden naar haar oude adres waar zij niet meer woonde omdat haar relatie was uitgegaan. Zij is nu benaderd door een gerechtsdeurwaarder.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat met haar bromfiets vanwege een ongeval niet meer kon worden gereden en dat de verzekeringsmaatschappij niets wilde uitkeren. Betrokkene kon op dat moment de reparatie niet betalen en heeft na een paar maanden de bromfiets uit de verzekering gehaald. Uit financiële nood zag betrokkene zich genoodzaakt haar huis onder te verhuren, maar omdat ze nog wel stond ingeschreven op dat adres heeft ze de boete nooit ontvangen. Op het moment dat ze haar adres wijzigde omdat ze bij haar moeder woonde, ontdekte betrokkene dat ze een boete opgelegd had gekregen. Betrokkene heeft daarna gelijk actie ondernomen door beroep aan te tekenen en de bromfiets te schorsen. Inmiddels had betrokkene ook al verhogingen ontvangen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat te laat beroep is ingesteld bij de kantonrechter en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een boete wordt gezonden naar het adres zoals dat bekend is uit het GBA-register. Ondanks dat verhogingen naar betrokkene zijn gezonden, heeft zij pas veel later beroep ingesteld. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt wel de verhogingen te laten vervallen.
Subsidiair heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene is als kentekenhouder verantwoordelijk voor het voertuig. Een voertuig kan niet zomaar uit de verzekering worden gehaald als het niet meer kan rijden. Dat betrokkene niet op de hoogte was dat een voertuig óf verzekerd óf geschorst moet worden, komt voor eigen rekening en risico. Betrokkene had de verplichting zich hiervan op de hoogte te stellen. De boete is terecht opgelegd.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Ontvankelijkheid bij de kantonrechter
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 20 januari 2023. Het beroepschrift is echter pas op 6 september 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene, gelet op wat hierover is aangevoerd, het voordeel van de twijfel moet krijgen dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan haar kan worden toegerekend.
Het beroep is ontvankelijk.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de gegevens van de RDW - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt ook niet ontkend door betrokkene. Betrokkene heeft dit ook niet betwist.
Dat betrokkene niet op de hoogte was van de verplichting tot het verzekeren of schorsen van het voertuig dient voor haar eigen rekening en risico te komen. Een kentekenhouder heeft namelijk de zorgplicht zich op de hoogte te stellen van de geldende regels met betrekking tot het voertuig.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Matiging van de boete
Omdat sprake is van een overschrijding van de hoorplicht én gelet op de aangevoerde omstandigheden door betrokkene, zal de kantonrechter de boete matigen. De boete zal worden gematigd tot € 100,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Verhogingen
Verder zal de kantonrechter, zoals de zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht, de verhogingen van de boete ongedaan maken.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 100,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 125,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ bepaalt dat de verhogingen van de boete ongedaan gemaakt dienen te worden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: