ECLI:NL:RBZWB:2024:3966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
10959231 \ MB VERZ 24-191
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 16 juni 2023 te Oisterwijk. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de gehandicaptenparkeerkaart wel in het voertuig lag, maar niet zichtbaar was voor de verbalisant. Betrokkene stelde dat er geen parkeerplaats beschikbaar was binnen een redelijke afstand en dat de kaart van een bevriend echtpaar was. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete te matigen, omdat de geldigheid van de parkeerkaart niet kon worden gecontroleerd door de verbalisant.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden, maar heeft ook erkend dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een geldige gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig aanwezig was. De kantonrechter heeft daarom besloten de boete te matigen tot € 30,-, met de opmerking dat betrokkene verantwoordelijk blijft voor het duidelijk zichtbaar plaatsen van de gehandicaptenparkeerkaart. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10959231 \ MB VERZ 24-191
CJIB-nummer: 0062 5422 5904 1608
uitspraakdatum: 15 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op De Balbian Versterlaan te Oisterwijk op 16 juni 2023 om 19.03 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. De parkeerkaart lag wel in het voertuig. Dit blijkt ook uit de foto’s die het OM heeft toegezonden. De gehandicaptenparkeerkaart was van een bevriend echtpaar. Er was geen parkeerplaats beschikbaar binnen een redelijke afstand van de terrassen, behalve deze gehandicaptenparkeerplaats.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat de feitcode niet juist is omdat iets wat niet zichtbaar is, niet gefotografeerd kan worden. Er zitten wel foto’s van de auto mét een kaart in het dossier. Betrokkene was niet op de hoogte hoe de gehandicaptenparkeerkaart precies gebruikt moest worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een belangrijke voorwaarde voor gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart is dat deze duidelijk zichtbaar achter de voorruit geplaatst dient te worden, zodat de verbalisant kan controleren of parkeren is toegestaan. De verbalisant kon in dit geval de geldigheid niet controleren. Betrokkene heeft een kopie van de voor- en achterkant van de gehandicaptenparkeerkaart meegezonden met het beroepschrift. Voldoende duidelijk is nu dat er sprake was van een geldige gehandicaptenparkeerkaart ten tijde van de verweten gedraging. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen tot € 30,-. Dit bedrag is als waarschuwing dat de volgende keer de gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar in het voertuig moet worden geplaatst.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De gehandicaptenparkeerkaart is niet volledig en duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig geplaatst. De verbalisant had daardoor niet de mogelijkheid de geldigheid van deze kaart te controleren.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een geldige gehandicaptenparkeerkaart in het voertuig lag ten tijde van de verweten gedraging. De boete zal worden gematigd tot € 30,-. Matiging tot nihil is niet aan de orde omdat betrokkene verantwoordelijk blijft om de gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te leggen.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 30,-, plus € 9,-;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 320,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: