Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met een aanhangwagen zonder het juiste kenteken. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had aangevoerd dat de aanhangwagen verzekerd was in een EU-land en dat de boete niet in overeenstemming was met EU-wetgeving. De kantonrechter oordeelde echter dat dit verweer onvoldoende onderbouwd was en dat het Nederlands recht van toepassing is op verkeersovertredingen in Nederland.
Echter, de kantonrechter constateerde ook dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd vastgesteld op € 112,50, met terugbetaling van een te veel betaald bedrag aan zekerheidstelling.