Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
directhet voertuig heeft geschorst of verzekerd terwijl hij hiertoe wel een mogelijkheid had, ook na zijn terugkomst in Nederland.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door een registercontrole van de RDW op 28 juni 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien zijn financiële situatie als student en de hoge kosten voor de reparatie van zijn scooter. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging vaststond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.
De kantonrechter besloot het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond te verklaren en de boete te matigen met 25% vanwege de schending van de hoorplicht. De uiteindelijke boete werd vastgesteld op € 277,50, plus € 9,- aan administratiekosten. De kantonrechter gaf de betrokkene het voordeel van de twijfel met betrekking tot de zekerheidstelling, aangezien hij € 225,- had betaald in plaats van de vereiste € 234,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.