Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een N.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op een trottoir in Waalwijk op 23 juli 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat hij een parkeervergunning had en slechts kortstondig had stilgestaan om te laden en lossen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat het parkeren op het trottoir in geen enkel geval is toegestaan, ook niet voor laden en lossen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat het stilstaan op het trottoir niet is toegestaan. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de betrokkene handelde en heeft besloten de boete te matigen tot de helft. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moet door de officier van justitie aan de betrokkene worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.