Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 16 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom op 4 juni 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, heeft het beroep ingediend. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond, maar dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden. De officier van justitie had de betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wettelijke vereisten.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze schending van de hoorplicht leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de kantonrechter heeft de boete gematigd met 25% tot een bedrag van € 108,75, plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het terugbetalen van een te veel betaalde zekerheid van € 36,25 en tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 218,75. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.