ECLI:NL:RBZWB:2024:3978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
10894325 \ MB VERZ 24-54
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke gedraging en niet-ontvankelijkheid bij de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 meter/hoger dan 2,4 meter op een verboden plaats in Tilburg op 21 juni 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, omdat deze het beroep niet-ontvankelijk had verklaard wegens te late indiening. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de argumenten van de gemachtigde gehoord, die aanvoerde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging en de praktische problemen rondom parkeren voor chauffeurs van leerlingenvervoer.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De termijn voor het indienen van beroep was verstreken, maar de kantonrechter oordeelde dat betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vertraging niet aan hem kon worden toegerekend, aangezien de boete naar zijn werkgever was gestuurd en een machtiging nodig was om beroep in te stellen. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was en dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.

In de inhoudelijke beoordeling kwam de kantonrechter tot de conclusie dat niet vaststond dat de gedraging had plaatsgevonden, omdat de Algemene Plaatselijke Verordening van Tilburg onduidelijk was over de aangewezen plaatsen voor het parkeren van grote voertuigen. De boete werd daarom ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de officier van justitie en droeg de officier op het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10894325 \ MB VERZ 24-54
CJIB-nummer : 5062 5422 5068 7843
uitspraakdatum : 15 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
[adres 1]
[plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [naam]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 meter/hoger dan 2,4 meter op een plaats waar dit verboden is op [adres 2] te Tilburg op 21 juni 2022
om 20.13 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde is chauffeur voor het leerlingenvervoer en voor mensen met een beperking bij het Regiovervoer. Daarvoor heeft hij een rolstoelbus van zijn werkgever. O.a. vanwege wisselende diensten staat de bus bij hem thuis.
In de gemeente Tilburg staan veel voertuigen voor allerlei doeleinden in strijd met het wetsartikel, terwijl hier niet of nauwelijks op gehandhaafd wordt. Er is geen praktische oplossing voor de chauffeurs van Leerlingenvervoer en Regiovervoer om te parkeren. Parkeren op een industrieterrein is geen haalbare optie en uit praktisch oogpunt wordt het voertuig bij de chauffeur thuis geparkeerd.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd te laat beroep te hebben ingesteld omdat de boete naar de werkgever gezonden was en een machtiging afgegeven moest worden om beroep in te stellen. Dit nam langere tijd in beslag.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Onduidelijk is wat in de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Tilburg wordt bedoeld met
door het college aangewezen plaatsen. De zittingsvertegenwoordiger heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de gemeente, maar hierop geen reactie ontvangen.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 26 augustus 2022. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 27 augustus 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete naar zijn werkgever was gezonden en een machtiging moest worden opgevraagd bij zijn werkgever. De kantonrechter geeft betrokkene het voordeel van de twijfel en is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Op grond van artikel 122 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Tilburg is het - kort gezegd - verboden om grote voertuigen te parkeren op een door het college aangewezen plaats. Maar onduidelijk is wat wordt bedoeld met “
een door het college aangewezen plaats”. Deze plaatsen worden niet specifiek aangegeven in de APV en ook verder is niet gebleken van bijvoorbeeld een besluit van het college waarin wordt aangegeven om welke plaatsen het gaat.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,-, dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: