Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een locatie waar dat volgens de opgelegde boete niet was toegestaan. De gedraging vond plaats op 26 april 2023 om 23.19 uur, waarbij betrokkene stelde dat hij op eigen terrein had geparkeerd en dat hij enkel parkeert om te laden en lossen of bij het afsluiten van zijn zaak. Tevens had betrokkene een parkeerabonnement bij een nabijgelegen parkeergarage.
De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging daadwerkelijk had plaatsgevonden. Er was te veel twijfel over de vraag of betrokkene op de betreffende locatie mocht parkeren, mede door de aanwezigheid van een bord "verboden toegang voor onbevoegden" en de onduidelijkheid van het parkeerbord.
De kantonrechter heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete vernietigd, en bepaald dat het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door kantonrechter M. Breeman, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.