ECLI:NL:RBZWB:2024:3992

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423300 / JE RK 24-1086 en C/02/423303 / JE RK 24-1087
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging uithuisplaatsing van een pasgeboren tweeling in een pleeggezin vanwege kwetsbaar ouderschap

Op 11 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een twee weken oude tweeling, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in een pleeggezin. De beslissing volgde op een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die zich zorgen maakte over de kwetsbaarheid van de ouders. De ouders vertonen persoonlijke problematiek, waaronder een licht verstandelijke beperking, en er zijn zorgen over hun vermogen om voor de kinderen te zorgen. De moeder woont zelfstandig en ontvangt ambulante begeleiding, terwijl de vader in een 24-uurs beschermde omgeving verblijft.

De kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de minderjarigen niet gewaarborgd kon worden in de thuissituatie. Er waren al zorgen over de hygiëne en de verzorging van de kinderen, zowel thuis als in het ziekenhuis. De ouders waren het niet eens met een voorgestelde moeder-kind plaatsing, en er was geen beschikbare plek voor een gezinsopname. De kinderrechter concludeerde dat het noodzakelijk was om de kinderen met spoed uit huis te plaatsen in het belang van hun verzorging en opvoeding. De machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging na een mondelinge behandeling.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben recht op kosteloze rechtsbijstand in het kader van de pilot voor spoeduithuisplaatsingen, en de moeder heeft een advocaat toegewezen gekregen. De zaak zal verder worden behandeld in een mondelinge zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/423300 / JE RK 24-1086 (spoed)
C/02/423303 / JE RK 24-1087 (regulier)
Datum uitspraak: 11 juni 2024
beschikking van de kinderrechter over een (spoed)uithuisplaatsing
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierna gezamenlijk ook genoemd: ‘de minderjarigen’.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 10 juni 2024, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 mei 2024 zijn (de toen nog ongeboren) minderjarigen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 21 augustus 2024.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van vier weken en om deze beschikking onverwijld af te geven, zonder daaraan voorafgaand horen van de belanghebbenden.
3.2
Daarnaast verzoekt de GI om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aansluitend uit huis te mogen plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van zes maanden.
3.3
De GI verzoekt verder om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3
Op grond van de overgelegde stukken komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is om de verzochte spoedmachtiging te verlenen. Gebleken is dat er bij de ouders grote zorgen zijn op meerdere vlakken. Beide ouders kennen persoonlijke problematiek, waardoor er sprake is van kwetsbaar ouderschap. De ouders hebben beide een belast verleden en bij beiden is sprake van LVB-problematiek. De moeder woont zelfstandig en wordt ambulant begeleid. De vader woont 24-uurs beschermd. Voor de bevalling zijn er al zorgen over de leerbaarheid van de ouders met betrekking tot de zelfzorg en de verzorging van de (toen nog) ongeboren minderjarigen. Bij huisbezoeken is geconstateerd dat er zorgen zijn over de hygiëne in huis en daarmee over de veiligheid van de minderjarigen. Ook in het ziekenhuis, waar de minderjarigen na hun geboorte tot heden nog zijn, zijn zorgen gezien. Tussen de moeder en de minderjarigen wordt weinig affectie gezien en tijdens de voedingsmomenten laat de moeder onrust zien wanneer zij contact heeft met de vader. De vader mag het ziekenhuis enkel nog binnen met begeleiding, vanwege eerder agressief gedrag richting verplegend personeel. De negatieve houding van de vader lijkt er bij de moeder voor te zorgen dat zij minder beschikbaar is voor de minderjarigen. De vader wordt als onvoorspelbaar voor de minderjarigen gezien en hij lijkt niet in staat om hun belang voorop te zetten. Verplegend personeel in het ziekenhuis heeft zich onveilig gevoeld, waardoor het niet is gelukt om te observeren hoe de moeder het daadwerkelijk doet voor de minderjarigen.
4.4
Gelet op deze zorgen is eerder al een 24-uurs opname in een ouder-kind project als meest passend gezien om de veiligheid van de minderjarigen te waarborgen en zicht te krijgen op de leerbaarheid en ondersteuningsbehoefte van de ouders. De ouders geven daarbij duidelijk aan niet uit elkaar gehaald te willen worden. Met een moeder-kind plaatsing, zoals geadviseerd door Sterk Huis, zijn de ouders het niet eens. Een plaatsing bij Moeder en Kind bij [locatie 1] heeft de moeder afgewezen. De ouders zij geven aan de voorkeur te hebben voor een gezinsopname. Het gezin is aangemeld voor een gezinsopname bij [locatie 2] , echter daar is op zijn vroegst in het najaar van 2024 een plek beschikbaar. De GI acht het niet mogelijk dat de minderjarigen met een van de ouders mee naar huis kunnen. De minderjarigen gaan vandaag, 11 juni 2024, met ontslag, reden waarom onderhavig spoedverzoek is gedaan.
4.5
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de minderjarigen in het belang van hun verzorging en opvoeding met spoed uit huis worden geplaatst in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) en dat de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarigen. Hoewel de GI de bedoeling had om de moeder en de minderjarigen te plaatsen in een moeder-kind traject, zijn de ouders het hiermee niet eens, terwijl een beschikbare plek voor een gezinsopname nu niet voorhanden is.
4.6
Voorts overweegt de kinderrechter dat de veiligheid van de minderjarigen onvoldoende kan worden gewaarborgd in de thuissituatie bij (een van) de ouders. Een rustige stabiele basis die de pasgeboren minderjarigen nodig hebben, omdat zij in deze fase van hun leven afhankelijk zijn van intensieve zorg, kan hen door de ouders momenteel niet worden geboden. Althans, hierop bestaat onvoldoende zicht.
4.7
De GI en de ouders worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op het verzoek op de hierna vermelde mondelinge behandeling.
4.8
In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken worden verleend, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek, als in het dictum vermeld.
4.9
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
Pilot kosteloze rechtsbijstand
4.1
In het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand bij een verzoek tot spoeduithuisplaatsing kan een advocaat aan ouders worden toegevoegd. Dit betreft de ouder(s) met gezag die het kind als behorende tot zijn gezin dagelijks verzorgt en opvoedt. Indien hierover twijfel bestaat, is de inschrijving van de minderjarige(n) in de Basisregistratie Personen (brp)doorslaggevend, hetgeen in deze zaak het geval is. De minderjarigen zijn ingeschreven op het brp-adres van de moeder. Dit betekent dat de rechtbank aan de moeder een advocaat heeft toegevoegd.
5. De beslissing
De kinderrechter:
5.1
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg (een pleeggezin) met ingang van 11 juni 2024 tot 25 juni 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek om een (aansluitende) machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur]bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Phillips), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder, haar advocaat en de vader;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.