In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom, die op 11 mei 2023 de naheffingsaanslag had opgelegd wegens het niet betalen van voldoende parkeerbelasting. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal € 69,25, waarvan € 1,20 aan belasting en € 68,05 aan kosten. De rechtbank heeft op 29 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar zich vlak voor de zitting afmeldde.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of het kostenbesluit in overeenstemming is met de relevante wetgeving. De rechtbank concludeert dat de werkelijke kosten per naheffingsaanslag zijn geraamd op € 68,03, wat betekent dat de in rekening gebrachte kosten van € 68,05 een verwaarloosbare overschrijding van minder dan één promille vormen. De rechtbank oordeelt dat deze kleine overschrijding geen aanleiding geeft om de naheffingsaanslag te verminderen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.