ECLI:NL:RBZWB:2024:4024

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/2876
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom, die op 11 mei 2023 de naheffingsaanslag had opgelegd wegens het niet betalen van voldoende parkeerbelasting. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal € 69,25, waarvan € 1,20 aan belasting en € 68,05 aan kosten. De rechtbank heeft op 29 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de heffingsambtenaar zich vlak voor de zitting afmeldde.

De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of het kostenbesluit in overeenstemming is met de relevante wetgeving. De rechtbank concludeert dat de werkelijke kosten per naheffingsaanslag zijn geraamd op € 68,03, wat betekent dat de in rekening gebrachte kosten van € 68,05 een verwaarloosbare overschrijding van minder dan één promille vormen. De rechtbank oordeelt dat deze kleine overschrijding geen aanleiding geeft om de naheffingsaanslag te verminderen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2876

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom, de heffingsambtenaar,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 mei 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft gemachtigde deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar is niemand verschenen. Direct na afloop van de zitting heeft de rechtbank kennis genomen van het feit dat de heffingsambtenaar zich vlak voor de zitting heeft afgemeld.

Feiten

2. Aan belanghebbende is vanwege het niet betalen van (voldoende) parkeerbelasting een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 69,25, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,20 (de belasting) en een bedrag van € 68,05 aan kosten van de naheffingsaanslag (de kosten).
2.1.
De kosten zijn berekend op grond van de ‘Verordening parkeerbelastingen Bergen op Zoom 2023’ (de Verordening) in samenhang met het ‘Kostenbesluit naheffingsaanslagen parkeerbelastingen Bergen op Zoom 2023’ (het kostenbesluit).
2.2.
In het kostenbesluit zijn de totale kosten ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag op € 510.200 begroot. Er wordt daarnaast uitgegaan van in totaal 7.500 naheffingsaanslagen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd. Daarbij komt de vraag aan bod of het kostenbesluit in overeenstemming is met hetgeen is bepaald in artikel 234 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

4. De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van het kostenbesluit. Uit het kostenbesluit volgt dat de werkelijke kosten ter zake van het opleggen van de naheffingsaanslag zijn geraamd op € 68,03 per naheffingsaanslag (namelijk € 510.200 kosten gedeeld door 7.500 naheffingsaanslagen). De rechtbank stelt op grond van het werkelijke bedrag aan kosten per naheffingsaanslag vast dat de afronding van de in rekening gebrachte kosten tot € 68,05 per naheffingsaanslag leidt tot een overschrijding van € 174,75 op een totale kostenraming van € 510.200, zijnde afgerond 0,034%. De rechtbank overweegt dat een overschrijding van de kosten met slechts enkele promillen niet tot een vermindering van de kosten van de naheffingsaanslag hoeft te leiden. Nu de overschrijding in dit geval minder dan één promille bedraagt acht de rechtbank deze kostenoverschrijding verwaarloosbaar klein. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag dan ook terecht opgelegd.
4.1.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.
5.1.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 12 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.