In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom had op 16 mei 2023 een naheffingsaanslag opgelegd van € 69,25, bestaande uit € 1,20 aan belasting en € 68,05 aan kosten. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar zich afmeldde.
De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of het kostenbesluit in overeenstemming is met de Gemeentewet en het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. De rechtbank concludeert dat de werkelijke kosten per naheffingsaanslag zijn geraamd op € 68,03, wat betekent dat de in rekening gebrachte kosten van € 68,05 een verwaarloosbare overschrijding van minder dan één promille vormen. De rechtbank oordeelt dat deze kostenoverschrijding niet leidt tot een vermindering van de naheffingsaanslag.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 12 juni 2024.