ECLI:NL:RBZWB:2024:4027

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/999 en 23/1004
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen parkeerbelasting en kostenbesluit door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 juni 2024, zijn de beroepen van de belanghebbende tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting ongegrond verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg waren opgelegd, en deze aanslagen betroffen een bedrag van € 43,60 per aanslag, bestaande uit € 1 aan belasting en € 42,60 aan kosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 maart 2024, waarbij zowel de gemachtigde van de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of het kostenbesluit in overeenstemming is met de relevante wetgeving. De rechtbank concludeert dat de kosten die in het kostenbesluit zijn opgenomen, zoals die voor parkeervergunningen en parkeerautomaten, wel degelijk samenhangen met de inning van de parkeerbelastingen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd, ondanks het argument van de belanghebbende dat de opbrengstlimiet zou zijn overschreden. De rechtbank stelt vast dat de overschrijding van de kosten verwaarloosbaar klein is en dat de heffingsambtenaar de aanslagen dus terecht heeft gehandhaafd.

De uitspraak eindigt met de beslissing dat de beroepen ongegrond zijn verklaard, wat betekent dat de belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/999 en BRE 23/1004

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 3 en 23 januari 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting (met [aanslagnummer 1] en met [aanslagnummer 2]) opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben gemachtigde en de heffingsambtenaar deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar is [naam] verschenen.

Feiten

2. Aan belanghebbende zijn vanwege het niet betalen van (voldoende) parkeerbelasting twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd van elk € 43,60, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1 (de belasting) en een bedrag van € 42,60 aan kosten van de naheffingsaanslag (de kosten).
2.1.
De kosten zijn berekend op grond van de ‘Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2022’ (de Verordening) in samenhang met het kostenbesluit behorende bij de Verordening (het kostenbesluit).
2.2.
In het kostenbesluit zijn de totale kosten ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag op € 3.833.679 begroot. Er wordt daarnaast uitgegaan van in totaal 90.000 naheffingsaanslagen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht heeft opgelegd. Meer specifiek komt daarbij de vraag aan bod of het kostenbesluit in overeenstemming is met hetgeen is bepaald in artikel 234 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen en de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepen van belanghebbende niet en zijn de naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van berekening en de maximale hoogte van de kosten die ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag in rekening worden gebracht. De gemeenteraad stelt het bedrag van de kosten vast. [1]
4.1.
De rechtbank volgt het betoog van belanghebbende niet, dat de in het kostenbesluit opgenomen kostenposten ter zake van parkeervergunningen, parkeerautomaten en pintransacties niet samenhangen met de inning van niet betaalde parkeerbelastingen. Naar het oordeel van de rechtbank vervullen deze kostenposten een centrale functie in het proces van het mogelijk maken van het voldoen van parkeerbelastingen, het vaststellen of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan en het opleggen van naheffingsaanslagen parkeerbelasting indien is vast komen te staan dat onvoldoende parkeerbelasting is voldaan, inclusief de informatievoorziening daarvan. Dat mogelijk sommige van deze kosten niet
uitsluitendten behoeve van de inning van niet betaalde parkeerbelastingen zijn gemaakt, doet daar niet aan af. Deze kosten hangen namelijk wel samen met de inning van niet betaalde parkeerbelastingen en kunnen daarom volledig worden verhaald. Voor een beperktere uitleg van het begrip ‘samenhangen’, zoals belanghebbende voorstaat, ziet de rechtbank geen aanleiding.
4.2.
Het argument van belanghebbende dat de naheffingsaanslagen worden vernietigd omdat de opbrengstlimiet wordt overschreden, slaagt ook niet. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van het door de heffingsambtenaar overgelegde kostenbesluit. Uit het kostenbesluit volgt dat de werkelijke kosten ter zake van het opleggen van de naheffingsaanslag zijn geraamd op € 42,59 per naheffingsaanslag (namelijk € 3.833.679 kosten gedeeld door 90.000 naheffingsaanslagen). De rechtbank stelt op grond van het werkelijke bedrag aan kosten per naheffingsaanslag vast dat de afronding van de in rekening gebrachte kosten tot € 42,60 per naheffingsaanslag leidt tot een overschrijding van € 321 op een totale kostenraming van € 3.833.679, zijnde afgerond 0,0084%. De rechtbank overweegt dat een overschrijding van de kosten met slechts enkele promillen niet tot een vermindering van de kosten van de naheffingsaanslag hoeft te leiden. Nu de overschrijding in dit geval minder dan één promille bedraagt acht de rechtbank deze kostenoverschrijding verwaarloosbaar klein. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen dan ook terecht opgelegd.
4.3.
Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht zijn opgelegd en gehandhaafd blijven.
5.1.
Omdat de beroepen ongegrond zijn krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 12 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2, tweede lid van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.