Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
- het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat betrekking had op schadevergoeding op grond van artikel 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet (WVW) en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1998, had zijn rijbewijs in december 2020 ten onrechte ingevorderd gezien de omstandigheden rondom een cannabisrapport. Hij vorderde een schadevergoeding van € 1.670,- voor misgelopen loon en € 1.104,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker nog niet was geëindigd, aangezien de behandeling van de strafzaak gepland stond op 15 februari 2024. Hierdoor waren de verzoeken te vroeg ingediend. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in beide verzoeken, omdat de vereisten van de WVW en Sv niet waren voldaan. De beslissing werd genomen door rechter A.L. Hoekstra in aanwezigheid van griffier J. van Eekelen en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op dezelfde dag.