Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding door een verzoeker die niet is veroordeeld en wiens zaak is geseponeerd. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, heeft een vergoeding van € 792,01 gevraagd voor rechtsbijstand, plus € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft een standpunt ingenomen dat de vergoeding voor afrondende werkzaamheden maximaal 0,5 uur zou moeten zijn.
De rechtbank heeft de procedure op 16 april 2024 behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was. De rechtbank overweegt dat, hoewel het uitgangspunt van 0,5 uur voor rechtskundige bijstand niet onredelijk is, in deze specifieke zaak de tijdsbesteding niet kon worden beperkt tot dat aantal uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding in zijn geheel toe te kennen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het volledige bedrag van € 1.472,01 toe te wijzen aan de verzoeker, te betalen aan Stichting Derdengelden TDNL. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. Goossens en is openbaar gemaakt op 30 april 2024. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie en de gewezen verdachte het recht op hoger beroep open.