ECLI:NL:RBZWB:2024:4070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-031147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv in strafzaak na sepot

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding door een verzoeker die niet is veroordeeld en wiens zaak is geseponeerd. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, heeft een vergoeding van € 792,01 gevraagd voor rechtsbijstand, plus € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft een standpunt ingenomen dat de vergoeding voor afrondende werkzaamheden maximaal 0,5 uur zou moeten zijn.

De rechtbank heeft de procedure op 16 april 2024 behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was. De rechtbank overweegt dat, hoewel het uitgangspunt van 0,5 uur voor rechtskundige bijstand niet onredelijk is, in deze specifieke zaak de tijdsbesteding niet kon worden beperkt tot dat aantal uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding in zijn geheel toe te kennen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het volledige bedrag van € 1.472,01 toe te wijzen aan de verzoeker, te betalen aan Stichting Derdengelden TDNL. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. Goossens en is openbaar gemaakt op 30 april 2024. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie en de gewezen verdachte het recht op hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-281922-23
raadkamernummer : 23-031147
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van € 792,01, zijnde de kosten voor rechtsbijstand, te vermeerderen met € 680,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en het behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het sepot van 27 oktober 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en de gemachtigd raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers advocaat te Breda gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie blijft bij het schriftelijk ingenomen standpunt. Nadat een zaak is afgedaan acht de officier van justitie het redelijk en billijk dat er maximaal 0,5 uur aan afrondende werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komen.
Namens verzoeker heeft de raadsman het verzoek in raadkamer nader toegelicht. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het een inhoudelijke strafzaak betrof waar na sepot 1.1 uur aan is besteed. De gevraagde kosten voor rechtsbijstand zijn gemaakt en dienen derhalve voor vergoeding in aanmerking te komen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij of zij heeft geleden.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat na afloop van een zaak een tijdsbesteding voor rechtskundige bijstand van 0,5 uur als uitgangspunt niet op voorhand onredelijk of onbillijk is, zij het dat met de raadsman wordt geconstateerd dat de procedure waarin dit uitgangspunt werd gehanteerd niet zag op een inhoudelijk strafzaak, zodat – indien dat wel het geval is – aanleiding kan bestaan het uitgangspunt niet (te) strikt te hanteren. In de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de raadsman in raadkamer het verzoek om schadevergoeding genoegzaam heeft toegelicht en derhalve aannemelijk heeft gemaakt dat in dit dossier niet kon worden volstaan met 0,5 uur. De rechtbank is van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om het verzoek tot schadevergoeding in zijn geheel toe te kennen.
Het verzochte bedrag aan rechtsbijstand ter grootte van
€ 792,01is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.472,01.
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 1.472,01 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] , ten name van Stichting Derdengelden TDNL onder vermelding van “OM/ [verzoeker] ”.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. RJ.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.