ECLI:NL:RBZWB:2024:4072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 24-000777 en 24-002695
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake conservatoir beslag op auto en woning van klager

Op 16 april 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg het klaagschrift van klager behandeld, die zich verzet tegen het conservatoir beslag op zijn Jeep Renegade. Klager, die reumapatiënt is en recentelijk zijn baan heeft verloren, stelt dat hij de auto nodig heeft om werk te zoeken. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft echter betoogd dat het beslag gehandhaafd moet blijven, gezien de strafrechtelijke verdenking tegen klager en de mogelijkheid van een schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat klager ontvankelijk is. Bij de beoordeling van het klaagschrift heeft de rechtbank opgemerkt dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank heeft de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad in acht genomen en geconcludeerd dat er een redelijk vermoeden van schuld bestaat, gezien de verdenking van verduistering en witwassen van een aanzienlijk geldbedrag.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen, en dat het beslag op de auto dus gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het klaagschrift van klager ongegrond verklaard, wat betekent dat het conservatoir beslag op de auto en de woning van klager gehandhaafd blijft. Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door rechter mr. R.J.H. Goossens, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-261276-23
raadkamernummers: 24-000777 en 24-002695
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 14 december 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto Jeep Renegade, [kenteken] en 2 horloges;
  • het klaagschrift, ingediend op 9 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de machtiging conservatoir beslag voor een bedrag van € 527.610,00 d.d. 25 januari 2024;
  • de uitbreiding van het klaagschrift ingediend op 30 januari 2024, gericht tegen het conservatoire beslag;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R.S. Jacobs, klager en mr. J.H.E.M. Kersemaekers.
Namens klager wordt aangevoerd dat er onder klager een Jeep Renagade en 2 horloges in beslag zijn genomen. De horloges zijn inmiddels aan klager teruggegeven, zodat het beklag zich nu nog slechts richt tegen het conservatoir beslag op de auto van klager. Klager is ontslagen, daarom heeft klager de auto nodig zodat hij werk kan gaan zoeken. Tevens is klager reumapatiënt en is daarom afhankelijk van zijn auto. Er ligt inmiddels conservatoir beslag op de woning van klager, zodat het niet proportioneel is om de auto in beslag te houden. Klager verzoekt de rechtbank dan ook tot gegrondverklaring van zijn klaagschrift en de teruggave van de inbeslaggenomen auto.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het conservatoir beslag gehandhaafd dient te blijven nu het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een maatregel van schadevergoeding op zal leggen aan klager gelet op de tegen klager heersende strafrechtelijke verdenking.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, in het onderhavige geval de schadevergoedingsmaatregel tot tenminste de hoogte van de waarde van het in beslag genomen geldbedrag zal opleggen. Klager wordt verdacht van – kort gezegd – verduistering en witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. Het schadebedrag voor het [slachtoffer] is geschat op € 527.610,00.
De rechter commissaris van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 25 januari 2024 een machtiging conservatoir beslag afgegeven tot een bedrag van € 527.610,00. Daartoe is beslag gelegd op het pand [adres] , zijnde het woonhuis van klager. In het dossier bevindt zich een taxatierapport waaruit naar voren komt dat het pand getaxeerd is op een waarde van € 265.000,00. Aangezien de inbeslaggenomen auto dus in zoverre kan strekken tot zekerheid van de nakoming van zodanige verplichtingen, dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).