Op 16 april 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een verzoekschrift behandeld op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H.E.M. Kersemaekers, had verzocht om een schadevergoeding van € 3.830,97 voor rechtsbijstand, inclusief reiskosten. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, was ook aanwezig en had een schriftelijk standpunt ingenomen. De verzoeker was niet verschenen bij de behandeling.
De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Volgens artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd, een schadevergoeding worden toegekend. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen, en dat de tijdsbesteding voor rechtskundige bijstand van 0,5 uur niet onredelijk was, maar dat in dit geval meer tijd nodig was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding toegewezen tot een totaalbedrag van € 4.501,05, dat overgemaakt zal worden op naam van Stichting Derdengelden TDNL. De beslissing is op 30 april 2024 gegeven door rechter R.J.H. Goossens, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie en de gewezen verdachte hoger beroep open.