ECLI:NL:RBZWB:2024:408

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
RK 23-008169, 23-008168
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schadevergoeding na beleidssepot in strafzaak

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak RK 23-008169 en RK 23-008168, waarin verzoeker een schadevergoeding vroeg op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1982, had een verzoekschrift ingediend ter vergoeding van schade die hij had geleden door ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 1 maart 2022 in verzekering is gesteld en op 3 maart 2022 weer in vrijheid is gesteld. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft tijdens de zitting op 19 december 2023 verklaard dat de strafzaak tegen verzoeker was geseponeerd op 7 maart 2023 wegens gewijzigde omstandigheden, wat resulteerde in een beleidssepot. Verzoeker was niet verschenen bij de behandeling van zijn verzoek, maar zijn advocaat, mr. S. van Minderhout, heeft namens hem gepleit voor toekenning van de schadevergoeding.

De rechtbank overwoog dat, hoewel verzoeker niet was veroordeeld, de omstandigheden van de zaak en de aard van de verdenking, die betrekking had op bedreiging, meebrachten dat de kosten en de vrijheidsbeneming niet aan de Staat konden worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat verzoeker de verdenking en de daaropvolgende vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten had, en dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde schadevergoeding toe te kennen. De verzoeken tot toekenning van een vergoeding werden dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van griffier J. van Eekelen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/049329-23
rk-nummers: 23-008169, 23-008168
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. S. van Minderhout, op het adres: Parkstraat 10, 4818 SJ Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,-, € 390,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.923,90, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,- dan wel € 680,- bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 6 maart 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 1 maart 2022 in verzekering is gesteld en op 3 maart 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 19 december 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks en mr. S. van Minderhout als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de officier van justitie de strafzaak jegens verzoeker bij beslissing van 7 maart 2023 wegens gewijzigde omstandigheden heeft geseponeerd (beleidssepot). Nu verzoeker de verdenking niet aan zichzelf te wijten had én hij een meewerkende proceshouding heeft gehad, zijn er gronden van billijkheid aanwezig om de gevraagde vergoeding aan verzoeker toe te kennen. Hierbij is van belang dat de twee berichten die als bedreiging kunnen worden gelabeld in de context moeten worden gezien van de gebeurtenissen omtrent de schietpartij en wat dit met de familie van verzoeker heeft gedaan. Verzoeker heeft dan ook zelf met de politie telefonisch contact opgenomen met het verzoek om onderzoek te verrichten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat in de context van dit dossier er geen schadevergoeding kan worden toegekend bij beleidssepots. Het Openbaar Ministerie had verzoeker kunnen vervolgen, maar heeft hier vanaf gezien gelet op de omstandigheden en het algemeen belang. Dit is al in het belang van verzoeker en is de toekenning van een vergoeding nu niet billijk.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker werd verdacht van bedreiging. Ter ondersteuning van de verdenking bevat het procesdossier meer dan één bewijsmiddel. Uit de stukken is gebleken dat de verdenking ziet op een uitspraak van verzoeker dat de zoon van [naam] straks geen vader meer zal hebben. Deze bewoordingen zouden zijn uitgesproken na een eerdere schietpartij. Verzoeker heeft na het schietincident zelf contact opgenomen met de politie en heeft daar aangegeven dat hij [naam] stevig heeft aangesproken. Verzoeker verklaarde dat hij in staat was geweest om naar [naam] te gaan om verhaal te halen en gaf aan dat dit geen fijn gesprek was geweest. De rechtbank begrijpt dat het Openbaar Ministerie gezien gewijzigde omstandigheden, in deze zaak tot toepassing van een beleidssepot is overgegaan. Dit neemt echter niet weg dat verzoeker naar het oordeel van de rechtbank de verdenking en de daaropvolgende vrijheidsbeneming en kosten aan zichzelf te wijten heeft gehad. Bij een toewijzing van de verzochte kosten zou er een vergoeding voor de vrijheidsbeneming volgen en zouden de kosten voor rekening van de Staat komen. De rechtbank is van oordeel dat dit gezien de eerder genoemde omstandigheden niet billijk is. Daarbij heeft de rechtbank de omstandigheid dat verzoeker zich zelf bij de politie heeft gemeld in aanmerking genomen. De rechtbank wijst dan ook de verzoeken tot toekenning van een vergoeding af.
Nu de verzoeken tot toekennen van een vergoeding worden afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van de verzoekschriften in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 16 januari 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).