ECLI:NL:RBZWB:2024:4080
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- Peters
- Breeman
- Haerkens-Wouters
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond in civiele procedure
Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van mr. Van Triest, kinderrechter in twee lopende hoofdzaken, afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker die stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door een zitting op 11 juni 2024 niet te verdagen, ondanks zijn verhindering. De verzoeker voerde aan dat de rechter niet serieus met de zaak omging en dat zijn vrouw, die ook belanghebbende was, te kort voor de zitting was opgeroepen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zitting niet te verdagen een procesbeslissing was, waarover de wrakingskamer geen oordeel kon geven. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek werd daarom kennelijk ongegrond verklaard, en de behandeling van de hoofdzaken werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor de indiening van het wrakingsverzoek.