ECLI:NL:RBZWB:2024:411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
RK 23-018420
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die de eigenaar is van een personenauto die op 25 december 2022 in beslag is genomen. Klager verzocht om teruggave van de dagwaarde van het voertuig, dat inmiddels verkocht was voor € 2.023,-. De officier van justitie betoogde dat het beslag gerechtvaardigd was, gezien klagers eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en het rijden met een ongeldig rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, omdat er een verdenking van meerdere strafbare feiten bestond. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het beslag verbeurd zou verklaren. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-018420
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 25 december 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Peugeot, type 107, kleur zwart, en voorzien van het [kenteken] (hierna te noemen: de personenauto);
  • het klaagschrift, ingediend op 21 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 december 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. P.D.M. van Oers als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat de personenauto op 25 december 2022 onder klager in beslag is genomen. Klager is de eigenaar van deze personenauto. Op 5 juli 2023 werd klager duidelijk dat het voertuig verkocht is. Klager verzoekt daarom een vergoeding van de dagwaarde van het voertuig namelijk € 2.750,-. In raadkamer heeft de raadsvrouw hieraan toegevoegd dat uit de processen-verbaal uitsluitend kan volgen dat klager heeft gereden met een geschorst rijbewijs. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat er later geen schadeloosstelling aan klager zal worden toegekend. De waarde van de personenauto dient aan klager te worden teruggegeven. Desgevraagd heeft de raadsvrouw betoogd dat hiermee de teruggave van de waarde van het inbeslaggenomen voertuig wordt gevraagd.
De officier van justitie peristeert bij het verweerschrift. Hij heeft in aanvulling toegevoegd dat het voertuig is verkocht voor € 2.023,-. Het beslag rust nu op deze waarde. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat rijden met een geschorst, ongeldig of ingevorderd rijbewijs allemaal even strafbaar is. Klager heeft al een strafblad voor soortgelijke feiten en is eerder gewaarschuwd. De officier van justitie is om die redenen van mening dat het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren. Hij verzoekt het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat het beslag na de verkoop van de personenauto rust op de opbrengst van de verkoop van de personenauto. Dit is een bedrag van € 2.023,-.
De rechtbank constateert dat uit het raadkamerdossier volgt dat er sprake is van een verdenking van meerdere strafbare feiten, namelijk het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs in een geschorst voertuig dat niet verzekerd was. Verbalisanten hebben verdachte hiervoor gewaarschuwd en hem meegedeeld dat de auto in beslag kon worden genomen als hij wederom zou rijden. Desondanks hebben zij later die dag verdachte wederom met een ongeldig rijbewijs zien rijden in het onverzekerde voertuig. Op dat moment is volgens het dossier ook geconstateerd dat verdachte onder invloed was van alcohol. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de combinatie van alle voornoemde feiten en omstandigheden én het feit dat uit het strafblad van klager blijkt dat klager eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, het niet hoogt onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 16 januari 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).