ECLI:NL:RBZWB:2024:413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
RK 23-018042
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die in België met een handelaarskenteken reed en in Nederland in beslag genomen werd. Klager verzocht om teruggave van zijn personenauto, een Citroën C4 Pica, die op 15 mei 2023 in beslag was genomen. De officier van justitie betwistte de teruggave en stelde dat de auto verbeurd verklaard zou kunnen worden. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het beslag op de auto niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank overwoog dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de auto niet zou verbeurd verklaren, en verklaarde het klaagschrift gegrond. De rechtbank gelastte de teruggave van de personenauto aan klager, maar waarschuwde dat het rijden met de auto in Nederland mogelijk opnieuw een strafbaar feit zou opleveren. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier J. van Eekelen en kan door het Openbaar Ministerie en klager worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-018042
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 15 mei 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Citroën, type C4 Pica, kleur grijs en voorzien van het [kenteken] (hierna te noemen: de personenauto);
  • het klaagschrift, ingediend op 17 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 december 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klager. Hiertoe is aangevoerd dat klager in België mocht rijden met zijn handelaarskenteken. Klager was in Nederland voor zijn zaak om gereedschap en een motorblok te kopen. In raadkamer heeft klager hieraan toegevoegd dat hij autohandelaar is en daarom regelmatig in Nederland komt, en hier eerder geen problemen heeft gehad. De (kenteken)registratie betreft de laatste datum van inschrijving, dus deze was niet meer geldig, maar in België is dat volgens klager geen probleem. Tot slot heeft klager aangevoerd dat de personenauto een waarde van € 3.000,- vertegenwoordigt. In aanvulling op het klaagschrift heeft klager in raadkamer meegedeeld dat hij ook een vergoeding wenst voor de schade voor het eerdere beslag op het handelaarskenteken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de personenauto niet teruggeven kan worden omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter later oordelend de auto verbeurd zal verklaren. Hij heeft in raadkamer hieraan toegevoegd dat de waarde van de personenauto € 975,- is.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift is gericht op het beslag op de personenauto. Het is niet mogelijk om een klaagschrift mondeling uit te breiden. Bovendien valt de beoordeling of klager al dan niet een schadevergoeding zou moeten krijgen voor de tijd waarin hij zijn handelaarskenteken heeft moeten missen, niet onder de rijkweidte van artikel 552a Sv. De rechtbank zal daarom dit aanvullende verzoek niet betrekken bij de beoordeling van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift voor zover het is gericht tegen het beslag op de personenauto.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat het kentekenbewijs van de personenauto zijn geldigheid had verloren. Klager heeft daarnaast niet aangetoond dat het voertuig werd gebruikt voor het bedrijf. Hierdoor is vooralsnog niet vast komen te staan dat klager het handelaarskenteken mocht gebruiken. De rechtbank stelt vast dat ook niet is gebleken dat het voertuig onder een ander kenteken in een ander land was ingeschreven. Op basis van deze gegevens is het begrijpelijk dat de personenauto in beslag is genomen. De rechtbank houdt echter ook rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd voor dit soort feiten. Zij is op basis hiervan van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de personenauto verbeurd zal verklaren. De rechtbank verklaart daarom het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de personenauto.
De rechtbank merkt hierbij wel op dat het rijden met de personenauto in Nederland mogelijk opnieuw een strafbaar feit oplevert. Het is daarom mogelijk dat de officier van justitie alsnog voorwaarden stelt aan het vervoer van de personenauto naar België. Dit is een beslissing die de officier van justitie zelfstandig kan nemen en die buiten het bereik van deze klaagschriftprocedure valt.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave aan klager van:
de Citroën, type C4 Pica, kleur grijs en voorzien van het [kenteken] in beslag genomen onder goednummer PL2000-2023120946-2592670.
Deze beslissing is op 16 januari 2024 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van J.van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).