In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de Minister van Financiën om haar privaatrechtelijke schulden over te nemen, beoordeeld. Eiseres, die gedupeerd is door de kinderopvangtoeslagaffaire, had verzocht om overname van haar schulden, maar dit verzoek werd afgewezen met een besluit van 20 september 2022. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 30 maart 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 7 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en een vertegenwoordiger van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de schulden van eiseres niet over te nemen. Eiseres had aangevoerd dat er een toezegging was gedaan door een medewerker van de Sociale Banken Nederland (SBN) dat haar schulden zouden worden overgenomen, maar de rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor deze toezegging. De rechtbank legt uit dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel aan drie voorwaarden moet worden voldaan, en dat in dit geval niet is aangetoond dat er een toezegging is gedaan die aan de minister kan worden toegerekend.
De rechtbank wijst erop dat de schulden van eiseres niet voldoen aan de voorwaarden voor overname, omdat ze niet zijn vastgelegd in een notariële akte of blijken uit een rechterlijke uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister om de schulden niet over te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.