ECLI:NL:RBZWB:2024:4131

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/2157 Wht
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering overname privaatrechtelijke schulden in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Minister van Financiën om een aantal privaatrechtelijke schulden van hem en zijn vrouw over te nemen, beoordeeld. Het verzoek tot overname van de schulden werd afgewezen met een besluit van 9 september 2022, en het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard op 15 februari 2023. De rechtbank heeft de zaak op 7 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van de minister aanwezig waren.

De rechtbank onderzoekt of de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat de schulden van eiser en zijn vrouw niet voor overname in aanmerking komen. Eiser, die is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, heeft een schuldenlijst ingediend bij de Sociale Banken Nederland (SBN). De SBN heeft navraag gedaan bij de kredietverstrekkers, waaruit bleek dat de meeste schulden, met uitzondering van de hypotheek, zijn voldaan. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft besloten de schulden niet over te nemen, omdat er geen openstaande schulden waren op het moment van de aanvraag.

De rechtbank wijst erop dat volgens de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) aan specifieke voorwaarden moet worden voldaan voor de overname van schulden. De rechtbank stelt vast dat de schulden van eiser niet voldoen aan deze voorwaarden, aangezien de meeste schulden voor de aanvraagdatum zijn afgelost en er geen betalingsachterstanden zijn. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geweigerd de opgegeven schulden over te nemen, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2157 Wht

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Minister van Financiën.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de minister om een aantal privaatrechtelijke schulden van hem en zijn vrouw over te nemen.
Het verzoek tot overnemen van schulden is met het besluit van 9 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 februari 2023 op het bezwaar van eiser is het bezwaar ongegrond verklaard.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de minister [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of op goede gronden is geoordeeld dat de schulden van eiser en zijn vrouw niet worden overgenomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht heeft besloten de schulden van eiser en zijn vrouw niet over te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. Eiser is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Hij heeft aan de Sociale Banken Nederland (SBN) een schuldenlijst toegezonden met de bedoeling om in aanmerking te komen voor overname van de schulden. Op de schuldenlijst staan schulden bij Defam, Interbank, en Nationale Nederlanden.
4. De SBN heeft bij de kredietverstrekkers navraag gedaan over de stand van zaken met betrekking tot de schulden. Uit die reactie van de kredietverstrekkers blijkt dat de schulden, met uitzondering van de hypotheek, alle zijn voldaan.
5. Met het besluit van 9 september 2022 heeft SBN aan eiser meegedeeld dat geen van de opgegeven schulden worden afbetaald. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.

Standpunt eiser

6. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de kinderopvangtoeslagaffaire vanaf 2013 financiële problemen heeft en daarom constant een doorlopend krediet of flexibele lening heeft afgesloten. Uiteindelijk heeft hij de laatste lening van Interbank omgezet in een annuïteitenhypotheek bij ING met een waarde van € 58.000,-- omdat op dat moment de rente erg laag stond. Hoewel er geen betalingsachterstand is, is de schuld in de loop van de tijd alsmaar hoger geworden. De termijnbedragen zijn steeds betaald, maar de lening is niet (volledig) afgelost.
Standpunt minister
7. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat op de datum van het verzoek tot overname van schulden er geen sprake was van openstaande schulden. Subsidiair heeft de minister gesteld dat ook niet voldaan is aan de voorwaarden dat de schulden opeisbaar zijn. Verder heeft de minister nog gesteld dat de lening die is overgesloten naar een hypothecaire lening niet kan worden overgenomen.
Overwegingen rechtbank
Bevoegdheid
8. Het bestreden besluit is namens de Belastingdienst/Toeslagen genomen door de programmadirecteur Schulden. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het bestreden besluit de minister van Financiën het bevoegde bestuursorgaan was. Daarbij is wel ondermandaat verleend aan de programmadirecteur Schulden.
9.
Ter zitting is namens de minister verklaard dat de minister het besluit voor zijn rekening neemt. Omdat de programmadirecteur, via ondermandaat, ook bevoegd was om namens de minister te beslissen zal de rechtbank aan de onjuiste vermelding van de mandaatgever in het bestreden besluit geen gevolgen verbinden.
Omvang geding
10. Eiser heeft op 18 april 2024 aan de rechtbank laten weten dat hij, buiten de eerder door hem opgegeven schulden, ook schulden heeft gemaakt bij familieleden. Eiser heeft de rechtbank verzocht deze schulden mee te nemen bij de beoordeling. Het bestreden besluit gaat echter over de weigering de door eiser aan SBN opgegeven schulden over te nemen. Over de pas in beroep gestelde schulden bij zijn familie, is geen besluit genomen. Dit betekent dat deze schulden buiten de omvang van het geding vallen. De rechtbank kan daarom over die schulden geen oordeel geven.
Voorwaarden voor overname van schulden?
11. Op grond van artikel 4.1, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) geldt dat voor overname van de schulden van eiser moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
a. de schuld is ontstaan na 31 december 2005; en
b. de schuld is vóór 1 juni 2021 opeisbaar geworden; en
c. de schuld is niet voldaan op het moment waarop de aanvraag wordt gedaan.
12. Op grond van het hiervoor genoemde artikel worden alleen op 1 juni 2021 openstaande betalingsachterstanden overgenomen en niet de toekomstige termijnen van de op dat moment nog resterende hoofdsom. Overname van de resterende hoofdsom is wel mogelijk indien die op 1 juni 2021 vanwege betalingsachterstanden ook opeisbaar is geworden. Dat laatste staat in artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wht, gelezen in combinatie met het tweede lid.
13. Ingevolge artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder a, van de Wht wordt de resterende hoofdsom van een hypothecaire lening, ook als die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar is geworden, niet overgenomen, tenzij het een restschuld betreft na verkoop van of verhaal op de verhypothekeerde zaak.
Voldoet eiser aan de voorwaarden voor overname?
14. De minister stelt dat eiser het verzoek tot overname van schulden heeft gedaan op 2 februari 2022. Eiser heeft desgevraagd aangegeven niet zeker te weten wanneer hij het verzoek ingediend heeft. Daarbij heeft hij wel aangegeven dat het verzoek ergens in 2022 is gedaan. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het verzoek na 1 januari 2022 is gedaan.
15. Uit de opgave van de kredietverstrekkers en hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat de schulden die eiser heeft gehad, met uitzondering van de hypotheek, alle voor 1 januari 2022 zijn afgelost. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 4.1 tweede lid, onder c, van de Wht. Overigens zou, ook al zou een bepaalde schuld nog niet zijn afgelost op de datum van het verzoek tot overname, deze schuld ook niet zijn overgenomen. Er is immers geen sprake geweest van betalingsachterstanden. Nu alleen openstaande betalingsachterstanden worden overgenomen, zouden ook in dat geval de schulden niet worden overgenomen.
16. De laatste schuld bij Interbank heeft eiser eind 2021 overgesloten naar een hypothecaire lening bij ING. Deze hypotheek was nog niet opeisbaar voor 1 juni 2021 zodat deze schuld op grond van artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht niet kan worden overgenomen. Daarbij komt dat een hypothecaire lening niet kan worden overgenomen op grond van artikel 4.1 vierde lid, aanhef en onder a, van de Wht. Ook als geoordeeld zou moeten worden dat er sprake is van een doorlopende schuld die al voor 1 juni 2021 opeisbaar was geworden, komt deze schuld ook daarom niet voor overname in aanmerking. Overigens is ook bij deze schuld geen sprake van betalingsachterstanden.

Conclusie en gevolgen

17. Uit het voorgaande volgt dat de minister terecht heeft geweigerd de door eiser opgegeven schulden over te nemen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.