In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een pas geboren kind, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 27 maart 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak op 18 april 2024 mondeling behandeld, waarbij de moeder niet aanwezig was. De Raad heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van [minderjarige] gezien de kwetsbaarheid van de moeder, die psychische problemen heeft en haar medicatie wil minderen na de bevalling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder stappen vooruit heeft gezet, maar dat er nog steeds een kwetsbare situatie bestaat. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en heeft het verzoek van de Raad toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling gaat in op 7 mei 2024 en duurt tot 7 februari 2025.