Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
15 april 2024 een gesprek gevoerd met een van de kinderrechters van de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.De feiten
3.Het resterende verzoek
4.De standpunten
21 februari 2024 waarin hij gereageerd heeft op het rapport van de bijzondere curator. In de eerste plaats is de vader enorm verbaasd over de opmerking van de bijzondere curator dat het onderwijsaanbod bij [speciaal onderwijs 1] niet zou aansluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige] . De vader heeft hierover contact opgenomen met [speciaal onderwijs 1] . [speciaal onderwijs 1] heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van het feit dat er wordt gezocht naar een andere school. Daarnaast stelt [speciaal onderwijs 1] uitdrukkelijk dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt bij hen en dat dit een geschikte plek is voor [minderjarige] . De bijzondere curator heeft nagelaten contact op te nemen met [crisisplek] en met [speciaal onderwijs 1] . Hetzelfde heeft te gelden voor het netwerk van de vader. De vader heeft uitgebreide informatie aangeleverd en aangegeven waar informatie ingewonnen kon worden, maar heeft moeten constateren dat het merendeel van deze informatie niet is verwerkt in het rapport van de bijzondere curator en uiterst relevante personen van bijvoorbeeld de school van [minderjarige] niet zijn benaderd. Daarnaast wordt de door de rechtbank aan de bijzondere curator gestelde belangrijkste vraag, namelijk of het belang van [minderjarige] is gediend met een terugplaatsing of dat zijn belang juist is gediend met het handhaven van de huidige situatie, niet beantwoord. Er wordt derhalve feitelijk geen advies gegeven.
5.De beoordeling
22 april 2024 geen consensus wordt gevonden het onderzoek op de wachtlijst wordt teruggeplaatst.
binnen een termijn van twee weken na de uitspraakdatum van deze beschikking, uit te laten over de mogelijke onderzoeksvragen. Om die reden zal de rechtbank de beslissing ten aanzien van de benoeming van de deskundige voor de duur van uiterlijk vier weken aanhouden.
27 augustus 2024 PRO FORMAin afwachting van het deskundigenbericht. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij het belangrijk acht dat [minderjarige] het onderzoek kan ondergaan vanuit een neutrale plek, waar hij in alle openheid kan spreken en niet direct belast wordt met gevoelens van loyaliteit naar zijn beide ouders. Daarnaast acht de rechtbank een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, hoewel de rechtbank zich ervan bewust is dat de wens van de vader en [minderjarige] tot hereniging groot is en dat de huidige plaatsing bij GGz Breburg veel van [minderjarige] vraagt, vooralsnog niet in het belang van [minderjarige] . Daartoe overweegt de rechtbank dat tot op heden nog onvoldoende zicht bestaat op de thuissituatie van de vader. Weliswaar ontkent de vader geweld richting [minderjarige] te hebben gebruikt in de periode dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij hem had, maar daarvoor zijn in het dossier wel aanwijzingen. Voorts is door de vader tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij [minderjarige] wel eens moeten begrenzen door tegen hem te schreeuwen en/of hem vast te pakken bij zijn arm(en), met twee vingers te tikken op de arm van [minderjarige] of te knijpen. Vader kwalificeert dit zelf niet als mishandeling doch [minderjarige] ervaart dit wel als zodanig gelet op de uitspraken die hij onder meer bij de kinderrechter heeft gedaan. De uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader op 28 september 2023 betreft bovendien niet de eerste uithuisplaatsing. Eerder, te weten in augustus 2021 is [minderjarige] al eens uit huis geplaatst bij de vader omdat er sprake was van huiselijk geweld bij de vader. Belangrijk is dan ook dat, voordat tot een eventuele terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader wordt overgegaan, nadere hulpverlening wordt ingezet om te voorkomen dat patronen zich blijven herhalen. Tot slot overweegt de rechtbank dat een (volledige) terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder op dit moment ook niet tot de mogelijkheden behoort. Zij acht een voorzetting van het verblijf van [minderjarige] op de huidige behandelgroep van GGz Breburg noodzakelijk zodat [minderjarige] de ruimte en tijd krijgt om onderzoek en behandeling te doorlopen.
6.De beslissing
27 augustus 2024 PRO FORMA, in afwachting van het deskundigenbericht en het bericht van de GI over de stand van zaken, zoals weergegeven in de beoordeling, waarna een nieuwe mondelinge behandeling zal worden bepaald;
vier weken aan tot 29 mei 2024 PRO FORMAin afwachting van de reactie van de moeder, de vader en de GI op de voorgestelde onderzoeksvragen, zoals weergegeven in de beoordeling. Zij dienen
binnen twee weken na de datum van de onderhavige beslissingte reageren op deze voorgestelde onderzoeksvragen;
mr. Hamburger, voorzitter, mr. Jansen en mr. Hendriks, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier.