ECLI:NL:RBZWB:2024:4152

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/02/409264 / FA RK 23-2133
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Oijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf, zorgregeling en kinderalimentatie voor minderjarige na scheiding van ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het hoofdverblijf, de zorgregeling en de kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2017. De ouders, de moeder en de vader, zijn het eens over het hoofdverblijf van de minderjarige, dat bij de moeder zal zijn. De rechtbank heeft op verzoek van beide ouders de zorgregeling gewijzigd en gedetailleerd vastgesteld, om conflicten tussen de ouders te verminderen. De vader heeft verzocht om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor de minderjarige, maar dit verzoek is afgewezen omdat de moeder heeft toegezegd mee te werken aan de aanvraag. Daarnaast is de kinderalimentatie vastgesteld op € 225 per maand voor de periode van 2 mei 2023 tot de datum van de beschikking, en € 202 per maand vanaf de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om in het belang van de minderjarige tot een betere communicatie te komen en heeft een gedetailleerde regeling voor de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, inclusief afspraken voor vakanties en feestdagen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/409264 / FA RK 23-2133
Datum uitspraak: 12 juni 2024
beschikking betreffende hoofdverblijf, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en levensonderhoud
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. A. Elias te Oisterwijk,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. L. Stam te ’s-Hertogenbosch .
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 4 mei 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de brief met bijlagen van 13 oktober 2023 van mr. Elias;
- het op 13 oktober 2023 ontvangen verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met
bijlagen;
- de brief met bijlagen van 14 oktober 2023 van mr. Elias;
- het aanvullend dan wel gewijzigde verzoekschrift met bijlagen van 16 februari 2024
van mr. Elias;
- de brief met bijlage van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg
(hierna: de GI), van 16 april 2024;
- de brief met bijlage van de GI van 18 april 2024;
- de brief met bijlage van de GI van 8 mei 2024;
- de brief met bijlagen van 18 mei 2024 van mr. Elias;
- het op 21 mei 2024 ontvangen verweerschrift op het aanvullende verzoek, tevens
zelfstandig verzoek van mr. Stam.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 23 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, (hierna te noemen de Raad);
  • een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij hebben een affectie relatie met elkaar gehad.
- uit hun relatie is het volgende nog minderjarige kind geboren: [minderjarige 1] , geboren
te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017.
[minderjarige 1] is door de vader erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag
over [minderjarige 1] op grond van een aantekening in het gezagsregister.
- er is geen rechterlijke uitspraak van kracht ter zake het hoofdverblijf en/of de
onderhoudsbijdrage ten behoeve van [minderjarige 1] ;
- bij beschikking van 21 november 2022 is [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld van de
GI. Bij beschikking van 12 januari 2023 is [minderjarige 1] vervolgens onder toezicht gesteld van
de GI tot 21 augustus 2023, welke ondertoezichtstelling daarna steeds is verlengd. De
ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van 18 januari 2024 verlengd tot 1
januari 2025.
- bij vonnis in kort geding van 21 november 2022 is (samengevat) bepaald dat de man
en [minderjarige 1] voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar in de even weekenden van
vrijdag 15.30 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige 1] brengt en de vader
terugbrengt en daarnaast wekelijks een belcontact tussen de vader en [minderjarige 1] op
donderdag om 18:00 uur, waarbij de vader naar de moeder zal bellen;
- bij beschikking van 25 januari 2023 is de zorgregeling op verzoek van de GI
gewijzigd, waarbij is bepaald dat de GI de invulling van de verdeling bij helfte van de
feestdagen en vakanties bepaalt en de verdere regie voert over de invulling daarvan.
- de vader heeft uit een eerdere relatie nog een nog minderjarig kind, genaamd [minderjarige 2]
, geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2014.
- op [datum] 2023 is de vader gehuwd met zijn huidige partner.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt nu, samengevat:
  • bepaling dat de minderjarige zijn hoofdverblijf bij haar heeft;
  • vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
  • vaststelling van een door de vader te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige van € 391,= per maand met ingang van 1 december 2022 waarbij ter zake de opgelopen achterstand de vader een bedrag van € 529,50 in mindering mag laten strekken ten titel van reeds betaalde kinderalimentatie en met ingang van 1 januari 2024 een bedrag van € 415,= per maand en indien de rechtbank ten aanzien van de contactregeling beslist conform het verzoek van de moeder met ingang van de nieuwe regeling een bedrag van € 347,= per maand;
  • conform artikel 1:253a BW vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van de achternaam van [oude achternaam] in [nieuwe achternaam] .
3.2.
De vader voert verweer en verzoekt zelfstandig, samengevat:
  • vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals verwoord in zijn brief van 20 mei 2024;
  • vaststelling van een door hem te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige van € 244,= per maand;
  • vervangende toestemming te verlenen voor de aanschaf van een paspoort voor de minderjarige, waarbij de moeder wordt veroordeeld een bijdrage te voldoen gelijk aan de helft van de kosten van een ID, te weten € 20,45, aan de vader te betalen binnen twee weken na de beschikking.
3.3.
Het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming tot wijziging van de achternaam van de minderjarige is afgesplitst (bekend onder zaakkenmerk C/02/420613 / FA RK 24-1456), zodat op dit verzoek bij afzonderlijke beschikking zal worden beslist.

4.De beoordeling

Hoofdverblijf
4.1.
De moeder verzoekt het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij haar te bepalen. Ter onderbouwing van dit verzoek stelt de moeder dat [minderjarige 1] op dit moment bij haar staat ingeschreven en dat zij sinds de verbreking van de samenwoning ook het grootste deel van de zorgtaken op zich neemt.
4.2.
De vader refereert zich ten aanzien van dit verzoek.
4.3.
Ingevolge artikel 1:253a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Op grond hiervan kan deze regeling omvatten:
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, dan wel een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
e wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, lid 1 en 2 BW wordt verschaft.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dit verzoek als onweersproken en op de wet gegrond (artikel 1:253a lid 2 sub b BW) toewijzen, nu ook niet is gebleken dat het belang van [minderjarige 1] zich hiertegen verzet.
Reguliere zorgregeling
4.5.
De moeder verzoekt (na wijziging) een reguliere zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] in de even weekenden vanaf donderdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft. Hierbij zijn de wisselmomenten op school, zodat een confrontatie tussen partijen wordt vermeden. Daarnaast is een wisselmoment op maandag (na een uitgerust weekend) volgens haar beter dan op vrijdagochtend en zondagavond, zoals bij het voorstel van de vader het geval is. De moeder is daarnaast van mening dat de huidige doordeweekse belmomenten moeten vervallen, omdat dit heeft geleid tot spanningen en vele discussies tussen partijen (bijvoorbeeld als [minderjarige 1] niet op tijd kan bellen vanwege een kinderfeestje of wanneer de vader voor zijn werk in het buitenland is).
Ten aanzien van de door de vader verzochte zorgregeling merkt de moeder op dat het niet de bedoeling is dat de vader haar agenda gaat vullen, doordat de moeder [minderjarige 1] op donderdag en vrijdag naar de vader zou moeten brengen. Als dat het geval zou zijn, kan de moeder bovendien op die dagen niet werken. De moeder kan ermee instemmen als de partner van de vader [minderjarige 1] uit school gaat halen als de vader dit zelf niet redt of dat [minderjarige 1] dan naar de buitenschoolse opvang gaat. Een uitbreiding van de regeling met een doordeweekse dag ontneemt [minderjarige 1] echter bovendien de mogelijkheid om met vriendjes af te spreken. Als de rechtbank beslist dat de zorgregeling tot zondagavond duurt, kan de moeder ermee instemmen dat zij [minderjarige 1] bij de vader ophaalt. De moeder werkt op zondag tot 17:00 uur, zodat zij [minderjarige 1] dan om 18:00 uur bij de vader kan ophalen.
4.6.
De vader voert verweer en verzoekt zelfstandig een reguliere zorgregeling waarbij [minderjarige 1] in de oneven weken van donderdag 15:30 uur tot en met vrijdagochtend bij de vader is (de moeder brengt [minderjarige 1] naar de vader en de vader brengt [minderjarige 1] naar school) en in de even weken van donderdag 15:30 uur tot en met zondagavond 19:00 uur (de moeder brengt [minderjarige 1] op donderdag naar de vader en de vader brengt [minderjarige 1] op zondag naar de moeder). Ook wenst de vader een wekelijks belmoment op dinsdag.
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de vader aan dat hij [minderjarige 1] bij de huidige zorgregeling erg weinig ziet. [minderjarige 1] en de vader missen elkaar en twaalf dagen tussen het volgende contact is veel te lang. De vader moet op dit moment nog regelmatig naar het buitenland voor zijn opleiding: hij is flight engineer bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij kan op zijn werk per direct regelen dat hij de ene week op donderdag en de andere week op donderdag en vrijdag thuis is en voor [minderjarige 1] kan zorgen. [minderjarige 2] is ook de even weekenden bij de vader en het zou fijn zijn als [minderjarige 2] en [minderjarige 1] elkaar vaker kunnen zien. De man is echter, gelet op zijn werk, niet in de mogelijkheid om [minderjarige 1] uit school op te halen, vandaar dat hij als aanvangstijd 15:30 uur verzoekt.
4.7.
De jeugdbeschermer heeft aangegeven veel werk met deze casus te hebben, omdat er heel veel discussies tussen de ouders ontstaan over de zorgregeling. Het is van belang dat de zorgregeling tussen [minderjarige 1] en de vader tot in detail wordt vastgesteld. Er zijn vanuit de GI geen zorgen in de huishoudens van beide ouders, maar voor [minderjarige 1] is van belang dat er rust ontstaat. Het is daarbij van belang dat er zo min mogelijk contact tussen de ouders plaatsvindt (parallel ouderschap). De jeugdbeschermer adviseert een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] en de vader de ene week van donderdag uit school tot vrijdag naar school en de andere week van donderdag uit school tot zondagavond of maandag naar school contact met elkaar hebben. Het is van belang dat er geen confrontatie is tussen de ouders onderling, zodat een overdracht via school wordt geadviseerd. De belmomenten moeten echter komen te vervallen, omdat dit niet altijd goed verloopt.
4.8.
Volgens de raadsvertegenwoordiger is sprake van een schrijnende situatie, doordat partijen ten aanzien van de zorgregeling op veel punten van mening verschillen. De Raad kan instemmen met de door de GI voorgestelde zorgregeling. De Raad acht het namelijk van belang dat er wekelijks contact is tussen [minderjarige 1] en de vader. Als dat er niet is, adviseert de Raad een belmoment in de andere week vast te leggen. Als de ouders bovendien onderling geen contact zouden moeten hebben, kan de partner van de vader wellicht een rol spelen in de overdracht op donderdag.
4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij vonnis in kort geding van 21 november 2022 is een voorlopige zorgregeling vastgesteld en bij beschikking van 25 januari 2023 is de zorgregeling op verzoek van de gecertificeerde instelling gewijzigd. Op het onderhavige geschil zijn derhalve de artikelen 1:253a juncto 1:377e BW van toepassing. Op grond van artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank dient ingevolge artikel 1:253a BW een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
4.10.
Nu beide partijen een andere zorgregeling verzoeken, zijn partijen het er kennelijk over eens dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank zal de zorgregeling tussen [minderjarige 1] en de vader wijzigen en bepalen dat zij gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
  • in de even week van donderdag uit school tot en met zondagavond 18:00 uur, waarbij de vader verantwoordelijk is voor het ophalen van [minderjarige 1] op donderdag uit school en de moeder de minderjarige op zondag bij de vader ophaalt;
  • in de oneven week van donderdag uit school tot vrijdagochtend naar school, waarbij de vader verantwoordelijk is voor het ophalen en naar school brengen van [minderjarige 1] .
De rechtbank volgt daarbij het advies van de Raad dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat hij wekelijks fysiek contact heeft met zijn vader. De belmomenten komen hierbij te vervallen, omdat de rechtbank die niet meer in het belang van [minderjarige 1] acht, omdat gebleken is dat daardoor spanningen en discussies tussen de ouders ontstaan. De rechtbank overweegt verder dat de vader verantwoordelijk is voor [minderjarige 1] vanaf het moment dat de school uit is. Als het vanwege zijn werk niet lukt om [minderjarige 1] uit school te halen, dient de vader voor buitenschoolse opvang te zorgen of iemand uit zijn netwerk te benaderen die [minderjarige 1] uit school opvangt. Verder overweegt de rechtbank dat de zorgregeling tot zondagavond 18:00 uur doorloopt en niet tot maandagochtend naar school. De vader heeft namelijk aangegeven dat hij niet in staat is om [minderjarige 1] op maandagochtend naar school te brengen. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige 1] dat hij door iemand anders naar school wordt gebracht. Daar komt bij dat de moeder bereid is om [minderjarige 1] om 18:00 uur bij de vader op te halen, zodat rust en structuur in de zorgregeling wordt aangebracht. Dat betekent echter wel dat er één keer per twee weken een overdracht van [minderjarige 1] tussen de ouders plaatsvindt. De rechtbank spreekt de hoop uit dat het de ouders, in het belang van [minderjarige 1] , lukt om deze overdracht rustig en respectvol te laten verlopen. Tot slot merkt de rechtbank op dat als de vader voor meerdere dagen in het buitenland verblijft vanwege zijn werk, deze zorgregeling in beginsel doorloopt. Het is dus de verantwoordelijkheid van de vader om opvang voor [minderjarige 1] te regelen (dit stelt de vader immers ook zelf voor in zijn brief van 20 mei 2024). Het staat de vader vrij om de moeder hiervoor te vragen, maar het staat de moeder ook vrij om hier afwijzend op te reageren. De rechtbank zal aldus beslissen.
Verdeling van de vakanties en feestdagen
4.11.
De moeder wenst ten aanzien van de vakanties en bijzondere dagen een erg strakke verdeling, zodat discussies worden voorkomen. Er is al veel geprobeerd om tot overeenstemming te komen, maar dat is helaas niet gelukt. Bij een strakke verdeling van de vakanties en feestdagen ontstaat er hopelijk rust en in de toekomst een betere communicatie tussen de ouders. De moeder verzoekt de volgende verdeling voor de vakanties en bijzondere dagen:
  • in de herfstvakantie verblijft [minderjarige 1] in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder. De vakantie sluit aan bij het omgangsweekend. Indien de vakantie dus start op vrijdag met een weekend bij de moeder, is het wisselmoment op zondag om 19:00 uur tot maandagmorgen naar school. Als de vakantie start met een weekend bij de vader zal [minderjarige 1] tot vrijdag 17:00 uur bij de vader verblijven;
  • in de voorjaarsvakantie verblijft [minderjarige 1] in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder, aansluitend bij het omgangsweekend (net als bij de herfstvakantie);
  • in de meivakantie verblijft [minderjarige 1] bij iedere ouder een week, waarbij bepalend is wiens weekend het eerste weekend van de vakantie is waar [minderjarige 1] de eerste week doorbrengt: wanneer het eerste weekend conform de reguliere zorgregeling het weekend van vader is, zal [minderjarige 1] de eerste week bij de vader zijn tot vrijdag 17:00 uur;
  • in de kerstvakantie zal [minderjarige 1] in de even jaren de eerste week bij de vader verblijven en de tweede week bij de moeder (kerstdagen en oud & nieuw worden dus niet verdeeld). De eerste dag van de vakantie is de vrijdag uit school tot vrijdag 17:00 uur de week daarop. In de oneven jaren geldt deze regeling andersom.
  • in de zomervakantie zal [minderjarige 1] drie aaneengesloten weken bij iedere ouder doorbrengen, waarbij hij in de even jaren de eerste drie weken bij de vader verblijft en de laatste drie weken bij de moeder. In de oneven jaren is dit andersom. De vakantie start op vrijdag uit school en eindigt drie weken later op vrijdag om 17:00 uur. De reguliere regeling start weer drie weken later op vrijdag om 17:00 uur. Tijdens de vakantie twee keer bellen met de andere ouder op een moment dat voor beiden passend is en vaker bellen mag altijd;
  • [minderjarige 1] viert zijn verjaardag ( [geboortedag 1] ) bij de ouder waar hij op dat moment is conform de reguliere zorgregeling;
  • [minderjarige 1] is op de verjaardag van de andere ouder aanwezig, ouders stemmen vooraf tijdstip en duur af;
  • de ouders zorgen ervoor dat [minderjarige 1] mee kan naar een verjaardag of feest van opa’s en oma’s en stemmen dit tijdig vooraf af, waarbij een geplande vakantie voor gaat;
  • de ouders zorgen ervoor dat [minderjarige 1] kan deelnemen aan partijtjes van leeftijdsgenoten, de ouder die op dat moment de zorg heeft, brengt en haalt [minderjarige 1] , waarbij de moeder zorgt voor het cadeautje;
  • Vader- en Moederdag gaan voor op de reguliere zorgregeling, waarbij de eventuele overdracht op de zaterdagavond om 19:30 uur is.
4.12.
Ook de vader wenst een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte, waarbij deze dagen zoveel mogelijk aansluiten bij de weekenden waar [minderjarige 1] op dat moment verblijft en waarbij rekening wordt gehouden met de vakanties en feestdagen van [minderjarige 2] als zij bij de vader is. De vader verzoekt de volgende verdeling voor de vakanties en bijzondere dagen:
  • in de zomervakantie verblijft [minderjarige 1] de eerste twee weken bij de ouder bij wie hij het weekend vooraf conform de reguliere zorgregeling verblijft, waarna er op zondag twee weken later om 19:00 uur wordt gewisseld. Vervolgens verblijft [minderjarige 1] twee weken bij de andere ouder tot zondag 19:00 uur. Daarna verblijft [minderjarige 1] één week bij de andere ouder en vervolgens nog één week bij de andere ouder (2-2-1-1 regeling);
  • in de herfstvakantie verblijft [minderjarige 1] in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • in de kerstvakantie verblijft [minderjarige 1] in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom. De eerste dag van de vakantie vangt aan op de maandag na het weekend tot en met zondagavond 19:00 uur, waarbij eerste en tweede kerstdag zo worden ingevuld dat [minderjarige 1] één van de kerstdagen samen met [minderjarige 2] kerst bij de vader kan vieren;
  • in de voorjaarsvakantie zal [minderjarige 1] in de oneven jaren bij de vader verblijven en in de even jaren bij de moeder;
  • tijdens Pasen verblijft [minderjarige 1] in de even jaren op eerste paasdag bij de moeder en op tweede paasdag bij de vader en in de oneven jaren andersom.
  • Koningsdag: conform de reguliere zorgregeling;
  • Sinterklaas: in de even jaren verblijft [minderjarige 2] bij de vader, in de oneven jaren bij de moeder, met een wisseling op de ochtend van sinterklaas tot de volgende dag naar school of naar moeder;
  • Hemelvaart en goede vrijdag: sluiten aan bij de reguliere zorgregeling, waarbij de moeder [minderjarige 1] op donderdag om 10:00 uur naar de vader brengt;
  • [minderjarige 1] wordt in staat gesteld de verjaardag van [minderjarige 2] bij te wonen;
  • de studiedagen worden bij helfte verdeeld, vast te leggen bij aanvang van elk nieuw schooljaar.
4.13.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat gebleken is dat er een diepgewortelde strijd tussen de ouders bestaat over de vraag wat de beste zorgregeling is, waardoor zij er in onderling overleg niet uitkomen. De rechtbank concludeert gelet op de overgelegde stukken en wat ter zitting is besproken, dat de ouders een duidelijk kader nodig hebben voor de verdeling van de vakanties en feestdagen. Dit is ook de wens van alle betrokkenen. De rechtbank zal daarom in het dictum van deze beschikking een gedetailleerde verdeling van de vakanties en feestdagen bepalen. Ter toelichting op de in het dictum vastgestelde verdeling van de vakanties en feestdagen overweegt de rechtbank het volgende.
Vakanties
4.14.
De vakanties worden bij helfte verdeeld, zoals beide partijen ook verzoeken. Een vakantie vangt aan vanaf vrijdag uit school en het wisselmoment zal daarbij op vrijdag om 18:00 uur worden bepaald, ter voorkoming dat [minderjarige 1] één van zijn ouders een langere periode niet ziet.
4.15.
De ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, brengt [minderjarige 1] ten behoeve van het wisselmoment naar de andere ouder. Daardoor zal [minderjarige 1] emotionele toestemming ervaren om bij de andere ouder te mogen verblijven.
4.16.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat discussie bestaat over de verdeling van de zomervakantie 2024. De vader heeft afspraken gemaakt met zijn werkgever (hij is week 29, 32 en 33 vrij), terwijl dat volgens de moeder afwijkt van de regeling van de afgelopen jaren. De rechtbank volgt het advies van de Raad en zal bepalen dat [minderjarige 1] drie aaneengesloten weken bij ieder van de ouders verblijft. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verdeling de afgelopen jaren ook zo is geweest en dat dit het duidelijkste is voor alle betrokkenen. Bovendien hebben beide partijen nog geen vakantie geboekt. De rechtbank zal aldus beslissen dat [minderjarige 1] in de even jaren de eerste drie weken bij de vader verblijft en de laatste drie weken bij de moeder. Dit geldt dus ook voor 2024. In de oneven jaren zal [minderjarige 1] de eerste drie weken bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader.
4.17.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de belmomenten dat die spanningen en discussies hebben veroorzaakt, zodat de rechtbank de belmomenten over het algemeen niet meer in het belang van [minderjarige 1] acht. De rechtbank maakt een uitzondering voor de zomervakantie 2024, omdat [minderjarige 1] dan langere tijd bij één ouder verblijft (en een uitzondering voor de verjaardagen van [minderjarige 1] en ouders, zoals hierna blijkt). De ouder waar [minderjarige 1] verblijft, zal wekelijks op woensdag om 18:00 uur naar de andere ouder bellen, om het belmoment te faciliteren. Het belmoment zal maximaal vijftien minuten duren.
4.18.
Ten aanzien van de kerstvakantie overweegt de rechtbank dat tussen partijen in geschil is of de kerstdagen en Oud & Nieuw moeten worden verdeeld. De rechtbank ziet daar geen heil in, omdat dat veel wisselingen en onduidelijkheid betekent, zoals ook de GI heeft aangegeven. De rechtbank zal aldus de kerstvakantie in twee gelijke delen verdelen, zoals is opgenomen in het dictum.
Studiedagen
4.19.
De vader wenst de studiedagen bij helfte te verdelen. Volgens de moeder vallen de studiedagen altijd op een maandag. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader in dat kader toegezegd dat hij, aansluitend op het weekend dat [minderjarige 1] bij hem verblijft conform de reguliere zorgregeling, een vrije dag kan opnemen, zodat hij op die studiedagen de zorg voor [minderjarige 1] kan dragen. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat de moeder [minderjarige 1] om 19:00 uur bij de vader komt halen. De rechtbank zal aldus beslissen.
4.20.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat als de vader om de één of andere reden niet voor [minderjarige 1] kan zorgen terwijl de studiedag wel aansluit op het weekend dat [minderjarige 1] bij hem verblijft, hij alsnog verantwoordelijk is voor de zorg voor [minderjarige 1] . Hij dient alsdan opvang voor [minderjarige 1] te regelen.
4.21.
Tot slot merkt de rechtbank op dat als een studiedag niet op een maandag is, de reguliere zorgregeling geldt. De ouder bij wie [minderjarige 1] conform de reguliere zorgregeling verblijft, is dan verantwoordelijk voor de zorg voor [minderjarige 1] .
Feestdagen
4.22.
Hemelvaartsdag is altijd op een donderdag. De vader heeft volgens de reguliere zorgregeling de zorg voor [minderjarige 1] op donderdag (vanaf het moment dat [minderjarige 1] uit school is). Gelet hierop zal de rechtbank ten aanzien van Hemelvaartsdag beslissen dat de vader deze dag de zorg voor [minderjarige 1] draagt, waarbij de vader [minderjarige 1] om 08:30 uur bij de moeder zal ophalen.
4.23.
Indien goede vrijdag valt in een even week (en dus het weekend waarin [minderjarige 1] bij de vader verblijft), zal de rechtbank bepalen dat de vader deze dag de zorg voor [minderjarige 1] draagt. Als goede vrijdag in een oneven week valt (en dus [minderjarige 1] het weekend bij de moeder is), zal de rechtbank bepalen dat de vader [minderjarige 1] om 08:30 uur naar de moeder brengt, in plaats van dat hij [minderjarige 1] naar school brengt.
4.24.
Als Koningsdag niet valt in de meivakantie, geldt dat de reguliere zorgregeling doorloopt.
4.25.
Tijdens sinterklaas geldt de reguliere zorgregeling. De ouders kunnen sinterklaas met [minderjarige 1] vieren op een dag dat [minderjarige 1] bij hem/haar verblijft conform de reguliere zorgregeling. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige 1] om voor deze ene dag een aparte regeling vast te leggen. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.
4.26.
Ten aanzien van Pinksteren en Pasen zal de rechtbank, conform het advies van de raad daartoe, bepalen dat als [minderjarige 1] dat weekend bij de vader verblijft, dit weekend wordt verlengd tot maandag 18:00 uur (in plaats van zondag 18:00 uur), waarbij de moeder [minderjarige 1] ophaalt bij de vader.
4.27.
Op Moederdag verblijft [minderjarige 1] vanaf de dag daarvoor 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de moeder. Als [minderjarige 1] dat weekend bij de vader verblijft, zal de vader [minderjarige 1] op zaterdag om 18:00 uur naar de moeder brengen. Op Vaderdag verblijft [minderjarige 1] vanaf de dag daarvoor 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader. Als [minderjarige 1] dat weekend bij de moeder verblijft, zal de moeder [minderjarige 1] op zaterdag om 18:00 uur naar de vader brengen en zij zal [minderjarige 1] op zondag om 18:00 uur weer daar ophalen. De rechtbank heeft de wisselmomenten op 18:00 uur bepaald (behalve als partijen in onderling overleg een ander tijdstip hebben afgesproken), omdat bijna alle wisselmomenten op dat tijdstip zullen plaatsvinden. Dat biedt naar het oordeel van de rechtbank duidelijkheid, waar partijen behoefte aan hebben.
4.28.
Ten aanzien van de verjaardag van [minderjarige 1] zal de rechtbank beslissen dat de regeling ten aanzien van de herfstvakantie, dan wel de reguliere zorgregeling doorloopt. Gelet op zijn geboortedatum bestaat namelijk de kans dat [minderjarige 1] in de herfstvakantie jarig is. Daarbij zal de rechtbank wel bepalen dat er een belmoment plaatsvindt tussen [minderjarige 1] en de ouder waar hij op dat moment niet verblijft, om 18:00 uur. De ouder waar [minderjarige 1] verblijft, zal contact opnemen met de andere ouder om dit te faciliteren. Het belmoment zal maximaal vijftien minuten duren.
4.29.
Ook voor de verjaardagen van de ouders zal de rechtbank beslissen dat de reguliere zorgregeling doorloopt. De ouders kunnen hun verjaardag vieren op een moment dat [minderjarige 1] bij hem/haar is. Als [minderjarige 1] niet bij de jarige ouder verblijft, zal er om 18:00 uur een belmoment plaatsvinden tussen [minderjarige 1] en de jarige ouder. De ouder waar [minderjarige 1] verblijft, belt de andere ouder om dit te faciliteren. Het belmoment zal maximaal vijftien minuten duren.
4.30.
De vader verzoekt te bepalen dat [minderjarige 1] in staat wordt gesteld de verjaardag van [minderjarige 2] bij te wonen. Dit verzoek zal worden afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de vader de verjaardag van [minderjarige 2] kan vieren op een dag dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] samen bij hem verblijven.
4.31.
De moeder verzoekt te bepalen dat [minderjarige 1] mee kan naar een verjaardag/jubileum van opa, oma, plusouder of andere familie. Ook dit verzoek zal de rechtbank afwijzen, nu dat teveel onduidelijkheid en discussies zal veroorzaken. Bovendien is de rechtbank niet bekend met data van verjaardagen van opa/oma en andere familieleden, zodat de rechtbank ook niet weet of die verjaardagen in de vakanties vallen.
4.32.
De moeder verzoekt tot slot nog te bepalen dat de ouders ervoor zorgen dat [minderjarige 1] kan deelnemen aan partijtjes van leeftijdsgenoten, waarbij de ouder die op dat moment de zorg heeft, [minderjarige 1] brengt en haalt. De moeder zal hierbij zorgen voor een cadeautje. Nu de rechtbank dit in het belang van [minderjarige 1] acht, zal dit verzoek worden toegewezen.
4.33.
Hierbij zal het meer of anders verzochte worden afgewezen. De rechtbank merkt hierbij op dat alle overige aspecten uit de brief van de vader van 20 mei 2024 naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek geschikt zijn om op te nemen in een ouderschapsplan, doch geen aspecten zijn waar de rechtbank een beslissing over zal nemen. Deze verzoeken worden dan ook afgewezen.
4.34.
De rechtbank spreekt tot slot de hoop uit dat met de in het dictum opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken er rust zal ontstaan.
Vervangende toestemming aanvraag paspoort
4.35.
De vader verzoekt zelfstandig aan hem vervangende toestemming te verlenen voor de aanschaf van een paspoort voor [minderjarige 1] , waarbij de moeder wordt veroordeeld een bijdrage te voldoen die gelijk is aan de aanschaf van de helft van de kosten van een identiteitsbewijs.
4.36.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder toegezegd medewerking te verlenen aan de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige 1] . De rechtbank gaat er daarbij ook vanuit dat de moeder bereid is de helft van de kosten te dragen binnen de door de vader gestelde termijn van twee weken (na verzoek van hem daartoe, althans zo komt de rechtbank redelijk voor). De rechtbank is van oordeel dat de vader, gelet op de toezegging van de moeder, geen belang meer heeft bij zijn verzoek, zodat zijn verzoek zal worden afgewezen. Dit is ook tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken.
Kinderalimentatie
4.37.
De moeder verzoekt een door de vader te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] van € 457,= per maand, met ingang van 1 oktober 2022, bij vooruitbetaling te voldoen, dan wel enig ander moment en enig ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht. De moeder legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige 1] behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage van de vader en dat de vader de financiële draagkracht heeft die te voldoen.
4.38.
De vader voert verweer tegen de hoogte van de door de moeder verzochte kinderalimentatie en de ingangsdatum. De vader verzoekt zelfstandig de door hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 244,= per maand, althans een bijdrage die de rechtbank juist acht, met ingang van datum indiening verzoek en te verminderen met de bedragen die de vader inmiddels aan de moeder heeft voldaan.
4.39.
Bij het bepalen van de behoefte aan een onderhoudsbijdrage en de financiële draagkracht om die te voldoen hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie.
Ingangsdatum
4.40.
De moeder verzoekt de ingangsdatum te bepalen op 1 december 2022, omdat de vader in september 2022 al is gewezen op zijn onderhoudsverplichting. De vader heeft in gesprekken met de GI aangegeven maandelijks geld apart te hebben gezet. Ook de mediator heeft destijds al berekeningen in het kader van de kinderalimentatie doorgenomen.
4.41.
Volgens de vader moet de ingangsdatum worden bepaald op de datum van indiening van het verzoek, waarbij de bedragen die hij intussen heeft voldaan in mindering worden gebracht op de door hem te betalen kinderalimentatie. De vader heeft in maart en mei 2023 meebetaald aan de kosten voor zwemles.
4.42.
Op grond van artikel 1:402 BW heeft de rechter een grote mate van vrijheid bij het
vaststellen van de ingangsdatum van een alimentatieverplichting. Drie data liggen als
ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn ingetreden
die voor de onderhoudsverplichting bepalend zijn, de datum van het inleidend processtuk en
de datum waarop de rechter beslist. De rechtbank zal de verplichting tot betaling van die
bijdrage laten ingaan op datum indiening van het verzoekschrift, zijnde 2 mei 2023, nu de
man vanaf dat moment rekening kon houden met vaststelling van een bijdrage. Daarbij
overweegt de rechtbank verder nog dat de vader hierbij al wordt geconfronteerd met een
achterstand in de kinderalimentatie van een jaar, zodat de rechtbank het niet redelijk acht de
man te confronteren met een nog grotere achterstand. De rechtbank acht het echter ook niet
redelijk om te bepalen dat de vader de bedragen die hij heeft voldaan voor de zwemles in
mindering mag brengen, nu de moeder deze bedragen al heeft gebruikt voor de zwemles van
[minderjarige 1] (ook voor de ingangsdatum). De rechtbank zal aldus beslissen.
Behoefte van [minderjarige 1]
4.43.
Partijen zijn het eens over een behoefte van [minderjarige 1] van € 611,= per maand in 2021, gebaseerd op een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 4.541,= per maand (netto besteedbaar inkomen van de vader van € 2.927,= vermeerderd met het netto besteedbaar inkomen van de moeder van € 1.614,=). Geïndexeerd naar 2023 bedraagt de behoefte van [minderjarige 1] € 644,= per maand. Nu partijen het hierover eens zijn, zal de rechtbank hiervan uitgaan.
Draagkracht moeder
4.44.
Daarnaast zijn partijen het erover eens dat de moeder een draagkracht voor kinderalimentatie heeft van € 265,= per maand. De rechtbank zal hiervan uitgaan.
Draagkracht vader
4.45.
Ook zijn partijen het erover eens dat de vader een draagkracht heeft van in totaal
€ 1.044,= per maand, waarbij zijn draagkracht moet worden verdeeld over twee kinderen ( [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ). De rechtbank zal hiervan uitgaan, zodat de draagkracht van de vader voor [minderjarige 1] € 522,= per maand bedraagt (€ 1.044 gedeeld door twee kinderen).
Draagkrachtvergelijking
4.46.
De draagkracht van de moeder is, zoals hiervoor overwogen, € 265,= per maand. De draagkracht van de vader voor [minderjarige 1] is € 522,= per maand. Partijen hebben samen daarmee een draagkracht van € 787,= per maand. Dat is voldoende om in de behoefte van [minderjarige 1] van geïndexeerd € 644,= per maand te voorzien. Gelet hierop zal de rechtbank een draagkrachtvergelijking toepassen, om te bepalen welk bedrag ieder van de ouders voor [minderjarige 1] dient te dragen.
4.47.
De verdeling van de kosten van de minderjarige over de onderhoudsplichtigen wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht, vermenigvuldigd met de behoefte van de minderjarige, oftewel:
het aandeel van de moeder bedraagt: € 265,= / € 787,= x € 644,= = afgerond € 217,=;
het aandeel van de vader bedraagt: € 522,= / € 787,= x € 644,= = afgerond € 427,=.
4.48.
Daarmee komt van de behoefte van [minderjarige 1] een gedeelte van € 217,= per maand voor rekening van de moeder en een gedeelte van € 427,= per maand voor rekening van de man.
Zorgkorting
4.49.
Ten slotte kan de ouder die kinderalimentatie moet betalen (de vader in dit geval) een korting op de door hem te betalen bijdrage ontvangen. Deze ouder neemt dan al een deel van de kosten van een kind voor zijn rekening op het moment dat het kind bij hem/haar verblijft. Dit wordt ook wel de ‘zorgkorting’ genoemd.
4.50.
Partijen verschillen van mening over de zorgkorting. Volgens de moeder heeft de vader over de periode in het verleden recht op een zorgkorting van 15% en op basis van de door haar verzochte zorgregeling zou de vader recht hebben op een zorgkorting van 25%.
4.51.
Volgens de vader bedraagt de zorgkorting 35%, gelet op de door hem verzochte zorgregeling.
4.52.
De rechtbank maakt, gelet op de zorgregeling, onderscheid in twee periodes: de periode van 2 mei 2023 tot datum van deze beschikking en de periode vanaf de datum van deze beschikking.
Periode 1
4.53.
Ten aanzien van de periode van 2 mei 2023 tot datum van deze beschikking zal de rechtbank een zorgkorting 25% van hanteren, nu [minderjarige 1] gemiddeld afgerond twee dagen per week bij de vader verblijft op basis van de zorgregeling zoals die is bepaald bij vonnis in kort geding van 21 november 2022 en bij beschikking 25 januari 2023 (één weekend per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur, wekelijks een belmoment in de andere week en de helft van de vakanties en feestdagen). De rechtbank verwijst hierbij naar de aangehechte printscreen van de zorgcalculator.
4.54.
Een zorgkorting van 25% leidt tot een zorgkorting van € 161,= per maand (25% van
€ 644,=). Het aandeel van de vader in de kosten van [minderjarige 1] wordt verminderd met dit bedrag, zodat de vader over de periode van 2 mei 2023 tot aan de datum van deze beschikking aan de moeder € 266,= per maand dient te betalen ter zake de kinderalimentatie (€ 427 - € 161).
Periode 2
4.55.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader met ingang van de datum van de beschikking recht op een zorgkorting van 35%. De rechtbank overweegt daarbij dat de vader en [minderjarige 1] op grond van deze beschikking de ene week één dag (donderdag uit school tot vrijdag naar school) contact met elkaar hebben en de andere week vier dagen (donderdag uit school tot zondag 18:00 uur) en de helft van de vakanties en feestdagen. Dat leidt ertoe dat de vader en [minderjarige 1] gemiddeld 2,73 dagen per week contact met elkaar hebben, wat afgerond drie dagen per week bedraagt. De rechtbank verwijst hierbij naar de aangehechte printscreen van de zorgcalculator.
4.56.
Een zorgkorting van 35% leidt tot een zorgkorting van afgerond € 225,= (35% van
€ 644,=) per maand. Het aandeel van de vader in de kosten van [minderjarige 1] wordt verminderd met dit bedrag, zodat de vader met ingang van de datum van deze beschikking aan de moeder
€ 202,= dient te betalen ter zake de kinderalimentatie (€427 - € 225).
Conclusie
4.57.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de door de vader te betalen bijdrage over de periode 2 mei 2023 tot datum van deze beschikking vaststellen op € 225,= per maand en met ingang van de datum van deze beschikking vaststellen op € 202,= per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2017, zijn hoofdverblijf heeft bij de moeder;
5.2.
bepaalt dat de vader over de periode van 2 mei 2023 tot datum van deze beschikking ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] aan de moeder, voor de toekomst bij vooruitbetaling, moet voldoen een bedrag van € 225,= (tweehonderdvijfentwintig euro) per maand;
5.3.
bepaalt dat de vader vanaf de datum van deze beschikking ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] aan de moeder bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 202,= (tweehonderdtwee euro) per maand;
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 25 januari 2023 als volgt:
5.4.
bepaalt dat de vader en [minderjarige 1] in het kader van de reguliere zorgregeling met ingang van de datum van deze beschikking gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
  • in de even week van donderdag uit school tot en met zondagavond 18:00 uur, waarbij de vader verantwoordelijk is voor het ophalen van [minderjarige 1] op donderdag uit school en de moeder de minderjarige op zondag bij de vader ophaalt,
  • in de oneven week van donderdag uit school tot vrijdagochtend naar school, waarbij de vader verantwoordelijk is voor het ophalen en naar school brengen van [minderjarige 1] ;
met inachtneming van dat wat is overwogen in rechtsoverweging 4.10;
5.5.
bepaalt dat de vakanties en feestdagen tussen de ouders en [minderjarige 1] met ingang van de datum van deze beschikking als volgt worden verdeeld:
  • voorjaarsvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige 1] bij de moeder. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 1] bij de vader. De voorjaarsvakantie vangt aan vanaf vrijdag uit school en duurt tot de daaropvolgende vrijdag 18:00 uur, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat. De ouder waar [minderjarige 1] gaat verblijven haalt [minderjarige 1] op uit school. De ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, brengt hem naar de andere ouder;
  • meivakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige 1] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 1] de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. De meivakantie vangt aan vanaf vrijdag uit school, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] zal verblijven hem ophaalt uit school. Het wisselmoment vindt de daaropvolgende vrijdag om 18:00 uur plaats, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt. Vervolgens is er de daaropvolgende vrijdag om 18:00 uur weer een wisselmoment, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat. Ook hiervoor geldt dat de ouder waar [minderjarige 1] het laatst heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt. Indien er feestdagen in deze meivakantie vallen, geldt dat deze vakantieregeling doorloopt;
  • zomervakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige 1] de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 1] de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. De zomervakantie vangt aan vanaf vrijdag uit school, waarbij de ouder bij wie [minderjarige 1] zal verblijven hem ophaalt uit school. Het wisselmoment vindt drie weken later op vrijdag om 18:00 uur plaats, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt. Vervolgens is er na drie weken weer een wisselmoment op vrijdag om 18:00 uur, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat.
Er is tijdens de zomervakantie wekelijks een belmoment op woensdag om 18:00 uur tussen [minderjarige 1] en de ouder waar hij niet verblijft voor maximaal vijftien minuten. De ouder bij wie [minderjarige 1] verblijft, zal contact opnemen met de andere ouder.
  • herfstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige 1] bij de vader. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 1] bij de moeder. De herfstvakantie vangt aan op vrijdag uit school, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] zal verblijven hem ophaalt uit school. Het wisselmoment vindt de daaropvolgende vrijdag om 18:00 uur plaats, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt, waarna de reguliere regeling wordt vervat;
  • kerstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige 1] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 1] de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. Ter bepaling of sprake is van een even jaar, wordt gekeken naar het jaar waarin de kerstvakantie start. De kerstvakantie vangt aan vanaf vrijdag uit school, waarbij de ouder bij wie [minderjarige 1] zal verblijven hem ophaalt uit school. Het wisselmoment vindt de daaropvolgende vrijdag om 18:00 uur plaats, waarbij de ouder waar [minderjarige 1] heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt. Vervolgens is er de daaropvolgende vrijdag om 18:00 uur weer een wisselmoment, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat. Ook hiervoor geldt dat de ouder waar [minderjarige 1] het laatst heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt.
  • studiedagen: als een studiedag op maandag is en aansluit op het weekend dat [minderjarige 1] bij de vader verblijft, zal het weekend worden verlengd in die zin dat [minderjarige 1] tot maandag 19:00 uur bij de vader verblijft, waarna de moeder hem bij de vader ophaalt. Als een studiedag niet valt op een maandag of niet aansluit op het weekend dat [minderjarige 1] bij de vader verblijft, geldt de reguliere zorgregeling;
  • Hemelvaart: [minderjarige 1] verblijft bij de vader, waarbij de vader hem om 08:30 uur bij de moeder zal ophalen;
  • Goede vrijdag: in de even jaren verblijft [minderjarige 1] bij de vader. In de oneven jaren verblijft [minderjarige 1] bij de moeder, waarbij de vader [minderjarige 1] om 08:30 uur naar de moeder brengt;
  • Koningsdag: als Koningsdag niet in de meivakantie valt, geldt de reguliere zorgregeling;
  • Sinterklaas: de reguliere zorgregeling geldt;
  • Pinksteren en Pasen: als [minderjarige 1] het weekend van Pasen en/of Pinksteren bij de vader verblijft, wordt dit weekend verlengd tot maandag 18:00 uur, waarbij de moeder [minderjarige 1] ophaalt bij de vader;
  • Moederdag: [minderjarige 1] verblijft vanaf de dag daarvoor 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de moeder. Als [minderjarige 1] dat weekend bij de vader verblijft, zal de vader [minderjarige 1] op zaterdag om 18:00 uur naar de moeder brengen.
  • Vaderdag: [minderjarige 1] verblijft vanaf de dag daarvoor 18:00 uur tot zondag 18:00 uur bij de vader. Als [minderjarige 1] dat weekend bij de moeder verblijft, zal de moeder [minderjarige 1] op zaterdag om 18:00 uur naar de vader brengen. Ook zal zij [minderjarige 1] op zondag om 18:00 uur weer bij de vader ophalen;
  • verjaardag van [minderjarige 1]: conform de regeling van de herfstvakantie (als zijn verjaardag in de vakantie valt), dan wel de reguliere zorgregeling, waarbij er om 18:00 uur een belmoment met de ouder waar [minderjarige 1] niet verblijft plaatsvindt van maximaal vijftien minuten. De ouder waar [minderjarige 1] verblijft, neemt contact op met de andere ouder om het belmoment te faciliteren;
  • verjaardagen van de ouders: conform de reguliere zorgregeling, waarbij er om 18:00 uur een belmoment van maximaal vijftien minuten met de jarige ouder plaatsvindt als [minderjarige 1] bij de andere ouder verblijft. De ouder waar [minderjarige 1] verblijft, neemt contact op met de andere ouder om het belmoment te faciliteren;
  • verjaardagen van leeftijdsgenoten: [minderjarige 1] wordt in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan verjaardagen van leeftijdsgenoten, waarbij de ouder die op dat moment de zorg voor [minderjarige 1] draagt, hem zal halen en brengen. De moeder zorgt hierbij voor een cadeautje;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Oijen, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch .
Zorgkorting periode 1 (2 mei 2023 tot datum beschikking)
Zorgkorting vanaf de datum van deze beschikking