Op 14 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met als doel de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en de omgang met de vader te faciliteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige], die bij de moeder woont. De vader heeft een problematische achtergrond en er is al lange tijd geen contact tussen hem en [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2024 waren de moeder, haar advocaat, de advocaat van de vader, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en een medewerkster van de Raad aanwezig. De vader was niet verschenen, maar zijn advocaat was telefonisch aanwezig. De kinderrechter heeft besloten de behandeling voort te zetten zonder de vader, gezien de omstandigheden.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige]. De betrokkenheid van de GI is noodzakelijk om de ouders te begeleiden in hun communicatie en om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te onderzoeken. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden opgelegd, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de GI opgedragen om binnen deze periode een plan van aanpak op te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de Raad aangehouden tot 10 september 2024, in afwachting van verdere informatie van de GI.