ECLI:NL:RBZWB:2024:420

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/02/384998 / FA RK 21-2043
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouden verzoek gezamenlijk gezag en zorgregeling in afwachting onderzoek Raad, ook naar GBM

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2024, betreft het een verzoek om gezamenlijk gezag en een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren in 2012. De man, vertegenwoordigd door mr. Ç. Bayrak, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.T.E. Kranenburg, hebben een langdurige en complexe procedure doorgemaakt, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken is geweest. De rechtbank heeft eerder in 2021 partijen verwezen naar hulpverlening, maar de resultaten zijn niet bevredigend geweest. De huidige omgangsregeling is voorlopig vastgesteld, waarbij [minderjarige] eens in de veertien dagen van vrijdag tot zondag bij de man verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds spanningen zijn tussen de ouders, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor [minderjarige]. De Raad heeft aangegeven dat er onvoldoende informatie is om te adviseren over de verzoeken, en daarom is een nader onderzoek door de Raad noodzakelijk. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden tot juni 2024, in afwachting van de rapportage van de Raad. De rechtbank benadrukt het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] en de noodzaak voor beide ouders om aan hun communicatie en opvoedvaardigheden te werken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/384998 / FA RK 21-2043
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Nadere beschikking betreffende gezamenlijk gezag en zorgregeling
in de zaak van
[de man](hierna: de man),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. Ç. Bayrak te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [plaats] ,
advocaat: voorheen mr. S. Kuit te Steenbergen, thans mr. M.T.E. Kranenburg te Roosendaal.
over de minderjarige:
- [minderjarige], geboren te [plaats] op [geboortedag] 2012, hierna: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad), om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2021 en alle daarin vermelde en opgenomen stukken;
- de rapportage van het zorgloket van de gemeente Bergen op Zoom van 6 april 2022, ingekomen bij de griffie op 29 april 2022;
- de brief met het advies van de Raad van 3 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 7 juni 2022;
- het door mr. Kuit op 8 juli 2022 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het door mr. Bayrak op 11 juli 2022 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het door mr. Bayrak op 19 oktober 2022 ingediende F9-formulier met bijlage;
- de e-mail met bijlagen van mr. Kuit van 24 oktober 2022;
- het door mr. Bayrak op 31 oktober 2022 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 november 2022;
- het door mr. Kuit op 16 januari 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het door mr. Bayrak op 31 januari 2023 ingediende F9-formulier met bijlage;
- het door mr. Kuit op 1 februari 2023 ingediende F9-formulier;
- het door mr. Bayrak op 6 februari 2023 ingediende F9-formulier;
- het door mr. Kuit op 20 februari 2023 ingediende F9-formulier;
- het door mr. Kuit op 9 juni 2023 ingediende F9-formulier, met bijlagen;
- het door mr. Bayrak op 4 juli 2023 ingediende F9-formulier;
- de e-mail met bijlagen van mr. Kuit van 27 september 2023;
- het door mr. Bayrak op 2 oktober 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. Kranenburg op 2 januari 2024 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. Bayrak op 7 januari 2024 ingediende F9-formulier met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 11 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is de [minderjarige] gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 17 juni 2021 zijn partijen met instemming verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West voor (jeugd)hulpverlening ten behoeve van de in die beschikking genoemde resultaten.
2.2
Op 29 april 2022 is de rapportage van het zorgloket ontvangen. Kort samengevat staat hierin vermeld dat de resultaten niet/gedeeltelijk zijn behaald. Partijen zijn overeengekomen dat de thans geldende omgangsregeling ongewijzigd blijft. Zij hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken over het gezag. Naar aanleiding van deze terugmelding heeft de Raad de casus gescreend. De Raad adviseert de rechtbank in zijn advies van 7 juni 2022 om de huidige zorgregeling vast te stellen en om het gezag te wijzigen naar gezamenlijk ouderlijk gezag.
2.3
Vervolgens heeft er op 2 november 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Tijdens deze behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorg- c.q. omgangsregeling. De man heeft zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat in lijn met het advies van de Raad wordt verzocht als regeling vast te leggen dat [minderjarige] eens in de veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man is. Ook zijn partijen het eens over de verdeling van de vakanties en feestdagen. De zomervakantie zal jaarlijks bij helfte worden verdeeld, [minderjarige] verblijft tijdens de Islamitische feestdagen bij de man, de overige feestdagen is [minderjarige] bij de vrouw en oud en nieuw wordt afwisselend bij de man en de vrouw gevierd, waarbij [minderjarige] in de even jaren met oud en nieuw bij de vrouw is en in de oneven jaren bij de man is.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling van 2 november 2022 geen overeenstemming bereikt over het gezag. Conform het gewijzigde advies van de Raad en met instemming van partijen zijn de verzoeken van de man vervolgens in afwachting van nadere gesprekken en de eventuele nieuwe inzet van hulpverlening aangehouden.
2.4
Bij F9-formulier van 16 januari 2023 heeft mr. Kuit het trajectplan van de inmiddels betrokken hulpverlening [zorgorganisatie] overgelegd. Deze hulpverlening wordt ingezet om de communicatie tussen partijen te verbeteren en daar zal enige tijd voor nodig zijn. Vervolgens zijn de verzoeken in afwachting van de diverse ingezette hulpverleningstrajecten (te weten de EMDR-behandeling van [minderjarige] , de traumaverwerking van de vrouw, de cultuur sensitieve opvoedbegeleiding voor de man en de mediation van partijen) meermaals – op verzoek van partijen – aangehouden.
2.5
Bij e-mail van 27 september 2023 heeft mr. Kuit mailwisselingen van het CJG en [zorgorganisatie] , enkele gespreksverslagen van Veilig Thuis en de eindevaluatie van [zorgorganisatie] overgelegd. De hulpverlening vanuit [zorgorganisatie] is gestopt zonder dat de doelen zijn behaald. De communicatie tussen partijen is onvoldoende verbeterd, er is nog steeds veel onrust en het gaat nog niet goed met [minderjarige] . Er zijn volgens de vrouw tevens zorgen over het pedagogisch handelen van de man en zij vindt de omgangsregeling te belastend voor [minderjarige] . Daarom wil de vrouw de huidige omgangsregeling wijzigen in die zin dat [minderjarige] de man vooral ziet in de vakanties en dan op de momenten dat [minderjarige] dat zelf graag wil. Ondanks het stopzetten van de hulpverlening vanuit [zorgorganisatie] is afgesproken dat mevrouw [naam] vanuit [zorgorganisatie] wel de vertrouwenspersoon van [minderjarige] blijft. Beide partijen hebben daar mee ingestemd.
2.6
Bij F9-formulier van 2 oktober 2023 heeft mr. Bayrak laten weten dat de zorgen rondom [minderjarige] ondanks de eerdere inzet van hulpverlening nog niet zijn afgenomen. Er is nog steeds sprake van een aanhoudende strijd tussen partijen, ten gevolge waarvan [minderjarige] klem zit tussen haar ouders en geen onbelast contact met de man kan onderhouden. De man heeft inmiddels hulp ingeschakeld en de vrouw is geadviseerd om te starten met traumaverwerking. Nu de hulpverlening van partijen is gestopt, wenst de man dat er een raadsonderzoek wordt verricht, waarbij ook de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel wordt onderzocht. De verzoeken kunnen in afwachting van het raadsonderzoek worden aangehouden.
2.7
Thans liggen nog ter beoordeling voor de (gedeeltelijk gewijzigde) verzoeken van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een zorgregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] waarbij [minderjarige] eens in de veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man is, alsmede de helft van de zomervakantie, tijdens oud en nieuw in de oneven jaren en op alle Islamitische feestdagen. De overige feestdagen is [minderjarige] bij de vrouw, inclusief tijdens oud en nieuw in de even jaren;
II. de man, naast de vrouw, te belasten met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
2.8
De rechtbank stelt tijdens de mondelinge behandeling van 11 januari 2024 vast dat partijen er ondanks de langdurige intensieve inzet van hulpverlening nog niet in zijn geslaagd om de situatie tussen hen in het belang van [minderjarige] afdoende te verbeteren. De strijd tussen partijen duurt nog onverminderd voort en er is nog steeds sprake van aanhoudende spanningen en een gebrek aan wederzijds vertrouwen. Als gevolg daarvan lijkt er sprake te zijn van een steeds sterker wordend loyaliteitsconflict bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft zichtbaar last van de situatie tussen haar ouders en is voortdurend bezig om het voor haar beide ouders wenselijke gedrag te vertonen. Daardoor komt zij niet (voldoende) toe aan haar eigen ontwikkelingstaken en dat is zorgelijk. Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [minderjarige] in de huidige situatie klem zit tussen haar ouders en dat deze situatie in het belang van [minderjarige] moet worden verbeterd. Zij zijn het erover eens dat er een raadsonderzoek moet worden verricht en dat zij zich willen blijven inzetten voor de benodigde hulpverlening. De man heeft sinds de zomer van 2023 cultuur sensitieve ambulante begeleiding, heeft contact met de praktijkondersteuner van de huisarts en staat op de wachtlijst voor een psycholoog. De vrouw heeft op haar beurt op korte termijn een intake gesprek voor EMDR-therapie.
2.9
De Raad heeft aangegeven thans nog over onvoldoende informatie te beschikken om de rechtbank over de voorliggende verzoeken te kunnen adviseren. De ingezette hulpverlening heeft onvoldoende resultaat gehad. Het is daarom noodzakelijk om een nader onderzoek door de Raad te laten verrichten naar de wijze waarop het gezag en de omgang dienen te worden georganiseerd en naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. [minderjarige] laat gedrag zien waaruit blijkt dat zij klem zit tussen haar ouders en het niet zo goed met haar gaat. De ouders blijven elkaar diskwalificeren en dat maakt het lastig om het ouderschap gezamenlijk vorm te geven. Daarnaast wordt gezien dat de man wat explosief is in zijn gedrag wanneer het anders loopt dan hij wil. Het is van groot belang dat de man leert aan te sluiten bij de mogelijkheden en behoeftes van [minderjarige] . Daarbij merkt de Raad op dat het niet passend voor [minderjarige] is om haar te verplichten elke avond telefonisch contact met de man te hebben. Dit contact moet daarom tijdelijk worden stopgezet totdat de Raad nader onderzoek heeft verricht.
2.1
Zoals tijdens de nadere mondelinge behandeling is besproken, acht de rechtbank zich thans onvoldoende geïnformeerd om te beslissen op de voorliggende verzoeken. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de situatie van partijen. De rechtbank acht derhalve een raadsonderzoek geïndiceerd ten aanzien van het gezag en de omgang, en waarbij ook de noodzaak voor een kinderbeschermingsmaatregel zal worden onderzocht.
De Raad zal dan ook worden verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
  • Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
  • Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders c.q. omgangsregeling komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
  • Hoe dient de regeling qua vorm en frequentie in het belang van de minderjarige vorm te worden gegeven?
  • Zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
  • Bestaat er een noodzaak voor een kinderbeschermende maatregel?
2.11
De rechtbank zal de behandeling van de zaak in afwachting van de rapportage van de Raad en met inachtneming van de tijd die de Raad heeft aangegeven nodig te hebben voor het onderzoek inclusief wachttijden, aanhouden
tot een nog nader te bepalen voortgezette mondelinge behandeling in juni 2024.De advocaten van beide partijen worden daartoe verzocht hun verhinderdata voor de maand juni 2024 over te leggen.
2.12
De rechtbank wenst tot slot nog het volgende op te merken. Nu vooralsnog niet wordt beslist op de (gewijzigde) verzoeken van de man, zal de rechtbank voorlopig de tijdens de mondelinge behandeling van 2 november 2022 overeengekomen omgangsregeling ( [minderjarige] is één weekend in de veertien dagen bij de man) in afwachting van een nader advies van de Raad op dit punt vastleggen. Uit de overgelegde stukken, het gesprek met [minderjarige] en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van 11 januari 2024 blijkt echter wel dat [minderjarige] erg veel spanningen ervaart voorafgaand aan het weekend bij de man, omdat zij erg bang is om niet goed genoeg te zijn of iets niet goed te doen en de man als gevolg daarvan erg boos op haar kan worden. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het aan de man is om te leren beter aan te sluiten bij de behoeftes en de mogelijkheden van [minderjarige] , zodat [minderjarige] zich gezien en gehoord gaat voelen. De man dient derhalve te werken aan zijn vaardigheden met betrekking tot sensitief responsief ouderschap en aan zijn boosheid, nu dit een steeds terugkerend onderwerp van gesprek is. Daarnaast moeten de negatieve uitlatingen van de man over de vrouw in het bijzijn van [minderjarige] stoppen. De rechtbank vindt het voorts van belang dat de vrouw start met het volgen van EMDR-therapie. Ook moet de vrouw [minderjarige] blijven stimuleren om tussen de omgangsmomenten met de man door contact op te nemen met de man. Dit moet [minderjarige] echter niet verplicht worden opgelegd, omdat daarmee te veel druk op [minderjarige] wordt gelegd. Het door de man gewenste dagelijkse belcontact moet om die reden tijdelijk even stil worden gelegd totdat de Raad nader onderzoek heeft verricht. Het staat de man uiteraard vrij om zo nu en dan contact met [minderjarige] op te nemen, maar daarbij moet [minderjarige] wel de ruimte krijgen om op eigen initiatief en op haar eigen tempo te reageren.
2.13
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat de man en [minderjarige]
voorlopiggerechtigd zijn tot omgang in die zin dat [minderjarige] eens in de veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man is;
3.2
verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 2.10 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport tijdig voorafgaand aan de nader te plannen mondelinge behandeling in juni 2024 bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaten van) partijen;
3.4
houdt in afwachting van het advies van de Raad en de verhinderdata van (de advocaten van) partijen iedere verdere beslissing op de verzoeken
aan tot een nader te plannen mondelinge behandeling in juni 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.