ECLI:NL:RBZWB:2024:4210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/9464
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 2 maart 2023, waarin een WGA-uitkering werd toegekend aan de (ex-)werknemer in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Het UWV heeft later, op 25 juli 2023, het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 62,88%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat de medische beperkingen van de (ex-)werknemer niet juist waren vastgesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 30 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 62,88%. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV de medische situatie van de (ex-)werknemer zorgvuldig hebben beoordeeld en dat de aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b.

De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 februari 2023 correct heeft vastgesteld en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9464

uitspraak van 20 juni 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. P.M. Eijgenhuijsen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 2 maart 2023 (primair besluit) aan de (ex-) werknemer van eiseres vanaf 16 februari 2023 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 25 juli 2023 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdiencapaciteit van de (ex-)werknemer
€ 1.592,- bedraagt. Daarnaast is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 62,88%.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, mr. C. Nobel.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat de (ex-)
werknemer van eiseres per 16 februari 2023 voor 62,88% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of de
(ex-)werknemer van eiseres medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 februari 2023 heeft vastgesteld op 62,88%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
De (ex-)werknemer is van eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als servicemonteur voor 40 uur per week. Op 10 februari 2021 is hij voor dat werk uitgevallen vanwege diverse gezondheidsklachten.
3.3.
Op 22 november 2022 heeft de (ex-)werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 8 februari 2023 heeft het UWV een voorschot op de WIA-uitkering aan de (ex-)werknemer toegekend.
3.4.
In het primaire besluit heeft het UWV een WIA-uitkering aan de (ex-)werknemer toegekend. Daarbij is onder meer bepaald dat hij van 16 februari 2023 tot en met 15 februari 2025 een loongerelateerde WGA-uitkering, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 42,26% ontvangt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3.5.
In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft vastgesteld dat de (ex-)werknemer een loongerelateerde WGA-uitkering zal ontvangen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,88%. Voor het overige zal het primaire besluit ongewijzigd van kracht blijven.
Wat is de omvang van het geding?
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat het beroep zich beperkt tot de vraag of het UWV de medische beperkingen van de (ex-)werknemer van eiseres op een juiste en volledige manier heeft vertaald in de FML. Dit betekent dat het inhoudelijke geschil is beperkt tot de vraag of de beperkingen van de (ex-)werknemer juist zijn vastgesteld en daaruit voortvloeiend of de geduide functies door de (ex-)werknemer kunnen worden vervuld. De rechtbank zal zich in deze uitspraak dan ook tot die vragen beperken.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.
Verzekeringsarts [naam 1] heeft het dossier bestudeerd en de (ex-) werknemer gezien op het spreekuur van 8 februari 2023 waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek werd verricht.
De verzekeringsarts stelt vast dat de (ex-)werknemer bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek meldt nog steeds last te hebben van onwel wordingen door inspanning. Het is niet geheel duidelijk waar dit vandaan komt, maar wellicht toch door de hypoxemie die optreedt tijdens de inspanning. Gezien de gemeten VO2max zullen beperkingen opgenomen worden ten aanzien van zware fysieke belastingen. Als hier rekening mee wordt gehouden, is een beperking van de duurbelastbaarheid medisch niet noodzakelijk volgens de verzekeringsarts. Dit ligt in lijn met de bewering van de longarts dat de (ex-)werknemer slechts lichte fysieke werkzaamheden kan doen gedurende een werkdag van acht uur. De sterk toegenomen rustbehoefte van de (ex-)werknemer kan niet geheel worden verklaard op basis van de geobjectiveerde afwijkingen. Er zijn geen aanwijzingen voor psychopathologie. Wel gebruikt de (ex-)werknemer al jaren structureel een benzodiazepine wegens slecht slapen. De verminderde energie, het slechte slapen en chronische benzogebruik leidt tot een beperking van sterke stress. Vanwege het risico op een verminderd reactievermogen, zal een beperking ten aanzien van het persoonlijk risico worden aangenomen. Verder lijkt er (enige) bronchiale hyperreactiviteit te spelen, naast het emfyseem, aangezien dyspnoe optreedt bij longprikkeling. Daarom zal een beperking ten aanzien van longprikkeling en allergie worden aangenomen. Verbetering van de longfunctie valt volgens de verzekeringsarts niet te verwachten. Afremmen van verslechtering overigens wel, mits de (ex-)werknemer stopt met roken.
De verzekeringsarts stelt dat de (ex-)werknemer is aangewezen op werkzaamheden die slechts licht energetisch zijn. Hij kan niet langdurig aaneengesloten lopen en staan. Ook kan hij niet te zwaar tillen en dragen. Frequent en ver reiken en diep buigen is beperkt mogelijk. Sterke longprikkeling door stof of grote tempratuurwisselingen moet worden voorkomen. Voor sterke stress geldt hetzelfde. Vanwege medicatiegebruik kan zijn reactievermogen verminderd zijn en mag hij beroepsmatig niet chauffeuren.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de (ex-)werknemer benutbare mogelijkheden heeft en dat de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen in de rubrieken 1, 2, 3 en 4 overeenkomen met wat de verzekeringsarts b&b ook plausibel acht. De verzekeringsarts b&b is echter van mening dat er ook een beperking van de duurbelastbaarheid moet worden aangenomen. De (ex-)werknemer heeft longklachten en een slaapstoornis. De (ex-)werknemer heeft een slechte tot zeer slechte (energetische) conditie voor een 58 jarige man. Hierdoor is op basis van de diagnosen sprake van een forse energetische stoornis, wat een lage fysieke arbeidsbelasting vergt. Er moet daardoor sprake zijn van fysiek lichte werkzaamheden en op basis van de anamnese (met name het dagverhaal) eventueel ook een beperking van de duurbelastbaarheid c.q. een urenbeperking, als niet plausibel is dat de overige aangegeven beperkingen voldoende zijn voor de mate van de energetische stoornis, of ter preventie van verergering hiervan. Tevens dient longprikkeling zoveel mogelijk voorkomen te worden. Verder is er ook nog sprake van hypertensie, waarvoor medicatie nog wordt verbeterd. Daardoor dient ook overmatige mentale stress in het werk voorkomen te worden.
Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat er in de FML reeds uitgebreide beperkingen ten aanzien van mentale stress en forse energetische stoornis zijn aangegeven in de rubrieken 1, 2, 3 en 4. De aangegeven beperkingen garanderen dus dat in aangepaste arbeid sprake is van licht mentaal en fysiek licht werk, waardoor er accurate preventie ten aanzien van verergering van de boven beschreven aandoeningen en klachten ontstaat. Er is tevens geen discrepantie met het primair verrichte lichamelijk en psychisch onderzoek. Bij psychisch onderzoek zijn er geen psychische of cognitieve afwijkingen gevonden, zodat meer persoonlijke en sociale beperkingen in de rubrieken 1 en 2 niet plausibel zijn. Er zijn geen tekenen van vermoeidheid, kortademigheid en cyanose na 65 minuten gezamenlijk spreekuur, ondanks de COPD en emfyseem, zodat nog meer of zwaardere dynamische of statische beperkingen ook niet plausibel zijn. De verzekeringsarts b&b is van mening dat er wel een urenbeperking aangenomen moet worden, omdat alleen de overige adequate beperkingen niet voldoende zijn voor de energetische stoornis van de (ex-)werknemer. Redelijk is dat twee uur rust ten koste van het werk komt en 1 uur rust ten koste van zijn vrije tijd. Een arbeidsbeperking van maximaal 6 uur per dag en 30 uur per week is een redelijk compromis, zoals de medisch adviseur van eiseres ook voorstelt op basis van vergelijking van MET-waarden voor diverse handelingen. Voor wat betref de duurzaamheid is er volgens de verzekeringsarts b&b sprake van een stabiele of progressieve situatie en kan geen therapie aangewezen worden die verbetering van de belastbaarheid geeft, gelet op de informatie van de longarts. Volgens het Schattingsbesluit is er dus sprake van duurzaamheid van de beperkingen. De verzekeringsarts zegt ook dat verbetering niet te verwachten is en afremmen van de achteruitgang wel mogelijk is bij stoppen met roken. Daar is de verzekeringsarts b&b het mee eens. De beperkingen en de belastbaarheid van de (ex-)werknemer zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 juni 2023.
5.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het besluit onvoldoende is onderbouwd. De belastbaarheid ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen van de (ex-)werknemer zijn ernstig beperkt. Hiermee is naar overtuiging van de door eiseres ingeschakelde medisch adviseur nog altijd onvoldoende rekening gehouden door de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b neemt in zijn heroverweging slechts een aanvullende beperking op de duurbelastbaarheid aan ten opzichte van de primaire beoordeling. Eiseres is van oordeel dat de (ex-)werknemer meer arbeidsongeschikt is. Indien er sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage van meer dan 80%, is eiseres van mening dat betrokkene in aanmerking behoort te komen voor een IVA uitkering. De beperkingen zijn immers duurzaam.
Eiseres onderbouwt haar standpunt met de medische rapportage van een medisch deskundige van 10 augustus 2023. De medisch deskundige kan zich vinden in de door de verzekeringsartsen gestelde diagnosen, maar niet in de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen. De belastbarheid ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen zijn ernstig beperkt. Daar is onvoldoende rekening mee gehouden. Uit de brief van de longarts van 8 juli 2022 blijkt dat de (ex-)werknemer door zijn longziekten moeite heeft met de zuurstofopname in de longen. Als hij zich gaat inspannen lukt het hem daarom bij geringe inspanning niet meer om adequaat en in voldoende mate zuurstof op te nemen. De aangenomen urenbeperking is, als dus in voldoende mate rekening wordt gehouden met de zeer beperkte inspanningsbelastbaarheid, aanvullend nodig om te compenseren voor de OSAS en slaapproblemen waar de (ex-)werknemer mee kampt. Bij de huidige door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen past hooguit een duurbelastbaarheid van twee tot drie uur per dag. Dit komt overeen met wat er de afgelopen jaren is gerapporteerd over de geringe belastbaarheid van de (ex-)werknemer. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b ook onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen die voortvloeien uit de wegrakingen die (ex-)werknemer heeft gerapporteerd. De belastbaarheid van de (ex-)werknemer wordt volgens de medisch deskundige nog altijd behoorlijk overschat.
5.3.
Het UWV heeft het beroep en het medisch advies aan de verzekeringsarts b&b voorgelegd. De verzekeringsarts b&b stelt dat de (ex-)werknemer benutbare mogelijkheden heeft en de in bezwaar aangenomen beperkingen overeenkomen met wat ondergetekende plausibel vindt bij de klachten en ervaren belemmeringen van de (ex-)werknemer. Meer beperkingen zijn niet plausibel op basis van de rapportages van de medisch adviseur van eiseres.
De verzekeringsarts b&b stelt dat hij met de medisch adviseur van mening verschilt over de vraag of er voldoende beperkingen zijn aangenomen. De beperkingen van de verzekeringsarts b&b zijn aangenomen op basis van de aanwijzingen van het CBBS. Daarbij moet in acht worden genomen dat de normaalwaarden uit het CBBS zijn gestoeld op de belastbaarheid van een gezonde 65-jarige vrouw. Dat is al beduidend laag. In het geval van de (ex-)werknemer is er voornamelijk sprake van een COPD Gold I, hetgeen een lichte mate van beperkingen oplevert volgens de verzekeringsgeneeskundige standaard COPD. Verder is er sprake van longemfyseem, hetgeen inderdaad een diffusieprobleem van CO2 en O2 oplevert. Echter, dit is bij iedereen anders en niet geheel terug te brengen tot algemene METS op basis van een eenmalige inspanningstest, die met name afhankelijk is van het doorzettingsvermogen van de testpersoon om maximale inspanning te leveren. Verder is het opvallend dat bij het primair onderzoek geen sprake is van tekenen van vermoeidheid en moeite met spreken na een zeer langdurige spreektijd (65 minuten in totaal) van sociaal medisch verpleegkundige en de primaire verzekeringsarts na elkaar. De verzekeringsarts heeft overeenkomstig het MAOC (medisch arbeidsongeschiktheidscriterium)-principe, waarbij objectief naar de daadwerkelijke beperkingen gekeken moet worden, ongeacht de diagnose, gerapporteerd. Dit is volgens de verzekeringsarts b&b op adequate wijze plaatsgevonden.
Ten aanzien van het standpunt dat er op verschillende items aanvullende beperkingen moeten worden opgenomen, stelt de verzekeringsarts b&b dat de normaalwaarden niet worden overschreden. De argumentatie van de medisch adviseur geeft niet weer dat deze beperkingen nog zwaarder zouden moeten zijn. Er is onvoldoende aanleiding om (zwaardere) beperkingen aan te nemen ten aanzien van duwen en trekken, lopen tijdens het werk, traplopen en knielen of hurken, omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze handelingen praktisch gezien beperkt zijn. Met name omdat bij al deze handelingen ook tussendoor even gepauzeerd mag worden. Er zijn geen aanwijzingen dat de (ex-)werknemer niet twee minuten achtereen boven schouderhoogte actief zou kunnen zijn. Er zijn geen schouder-/arm-/nekbeperkingen, waar deze beperkingen voor is bedoeld. De argumentatie dat dit bij de energetische stoornis van de (ex-)werknemer niet zou kunnen is daarom niet valide. Daarbij moet in gedachte blijven dat deze handelingen zich in een veel kortere dag/week afspelen, ter preventie van verergering van de energetische stoornis. Het is volgens de verzekeringsarts b&b niet plausibel om op grond van de rapportage van de medisch adviseur van de werkgever van de (ex-)werknemer, om de FML in bezwaar te veranderen.
5.4.
Eiseres heeft na de reactie van de verzekeringsarts b&b nog een rapportage door de medisch adviseur laten opstellen. Eiseres blijft de mening toegedaan dat de belastbaarheid van de (ex-)werknemer ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen ernstig beperkt is. De medisch adviseur stelt dat het onjuist is om te stellen dat de resultaten van een eenmalige inspanningstest met name afhankelijk zouden zijn van het doorzettingsvermogen van een testpersoon. De resultaten zijn wel degelijk betrouwbaar te interpreteren indien er sprake is van een maximaaltest. In het geval van de (ex-)werknemer zijn de testresultaten van de inspanningstest betrouwbaar. Ook de longarts gebruikt de resultaten om uiteen te zetten wat de klachten van eiser zijn. De belastbaarheid wordt nog behoorlijk overschat.
Verweerder heeft in deze laatste rapportage geen aanleiding gezien om het standpunt te wijzigen.
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur, zoals een verzekeringsarts, in het algemeen op dat advies mag afgaan, op voorwaarde dat is gebleken dat dit advies volledig is, geen tegenstrijdigheden bevat en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van de betrokkene om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben het dossier van de (ex-)werknemer, waaronder de medische informatie, bestudeerd. De verzekeringsarts b&b beschikte ook over de rapportage van de medisch adviseur van eiseres die zij in bezwaar heeft ingebracht. De verzekeringsarts heeft de (ex-)werknemer gezien tijdens het spreekuur van 8 februari 2023. Dat spreekuur duurde, samen met het gesprek met de sociaal medisch verpleegkundige, ongeveer 65 minuten. Tijdens het spreekuur is de anamnese afgenomen en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Naar het oordeel van de rechtbank wordt een verzekeringsarts gelet op zijn specifieke deskundigheid in staat geacht om binnen een betrekkelijk korte tijd onderzoek te doen en de belastbaarheid adequaat in te schatten. Eiseres heeft bovendien niet gesteld, en het is de rechtbank ook niet gebleken, dat de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de datum in geding medische feiten heeft gemist. Dit blijkt uit het feit dat de medisch adviseur de gestelde diagnosen bevestigt. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende inzicht had in de medische situatie van de (ex-)werknemer per 16 februari 2023.
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt immers ook dat deze op de hoogte was van de door de (ex-)werknemer gestelde klachten, zoals de klachten aan de longen en de onwel wordingen en energetische problemen. Bij het opstellen van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Verder blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts b&b dat hij uitgebreid is ingegaan op de rapportage van de medisch adviseur van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b inzichtelijk en voldoende gemotiveerd waarom en welke beperkingen er aan de orde waren op de datum in geding. Er zijn nadien ook geen nieuwe medische gegevens ingebracht waaruit blijkt dat dit verkeerd is ingeschat.
Eiseres heeft in beroep tweemaal een advies van een medisch adviseur/verzekeringsarts ingediend. Dit advies geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij is in aanmerking genomen dat de medisch adviseur alleen op basis van het dossier heeft geadviseerd, terwijl de verzekeringsarts de (ex-)werknemer heeft gezien tijdens het spreekuur. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b in het nadere rapport voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft gesteld dat de (ex-)werknemer op 16 februari 2023 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 27 juni 2023.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: baliemedewerker (service en info) (Sbc-code 315150), telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (Sbc-code 315174) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
6.2.
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die de (ex-)werknemer van eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,88%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 februari 2023 heeft vastgesteld op 62,88%.
9. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.