In deze tussenuitspraak van 20 juni 2024 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WGA-loonaanvullingsuitkering ongewijzigd voort te zetten in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%. Eiseres, die sinds 2007 een WIA-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 30 augustus 2023, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres niet gezien op een spreekuur, wat volgens de rechtbank noodzakelijk was om een goed oordeel te vellen over de medische beperkingen van eiseres. De rechtbank wijst op de onduidelijkheid over de prognose van de long-covid klachten en de impact daarvan op eiseres' functioneren. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit leidt aan een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. Het UWV krijgt de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken.
De rechtbank benadrukt dat als het UWV gebruik maakt van deze mogelijkheid, eiseres de kans krijgt om te reageren op de herstelpoging. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.