ECLI:NL:RBZWB:2024:4211

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/10036
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van het UWV

In deze tussenuitspraak van 20 juni 2024 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WGA-loonaanvullingsuitkering ongewijzigd voort te zetten in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%. Eiseres, die sinds 2007 een WIA-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 30 augustus 2023, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres niet gezien op een spreekuur, wat volgens de rechtbank noodzakelijk was om een goed oordeel te vellen over de medische beperkingen van eiseres. De rechtbank wijst op de onduidelijkheid over de prognose van de long-covid klachten en de impact daarvan op eiseres' functioneren. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit leidt aan een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. Het UWV krijgt de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken.

De rechtbank benadrukt dat als het UWV gebruik maakt van deze mogelijkheid, eiseres de kans krijgt om te reageren op de herstelpoging. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10036

tussenuitspraak van 20 juni 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de voortzetting van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft met het besluit van 27 oktober 2022 aan eiseres laten weten dat haar WGA-loonaanvullingsuitkering ongewijzigd wordt voortgezet in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heet het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar partner [naam 1] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV, mr. M. Reitsma.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als medewerkster financiële administratie voor 28 uur per week. Op 2 september 2020 is eiseres voor dat werk uitgevallen vanwege diverse gezondheidsklachten.
1.2.
Eiseres ontvangt sinds eind september 2007 een WIA-uitkering. Bij besluit van 24 november 2009 heeft het UWV een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 51 %.
1.3.
Op 2 september 2020 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Per 6 november 2020 is haar dienstverband bij [B.V.] beëindigd. Bij besluit van 17 november 2020 is aan eiseres per 6 november 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
1.4.
In het primaire besluit heeft het UWV de WGA-loonaanvullingsuitkering ongewijzigd voortgezet in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De medische beoordeling
3.1.
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.2.
Arts [naam 2] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur van 27 september 2022. Tijdens het spreekuur werd er lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. De rapportage is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts
[naam 3] .
De arts stelt vast dat mevrouw in 2005 darmkanker heeft gehad waarvoor zij meerdere operaties en chemotherapie heeft gehad. Eiseres is weer gaan werken, maar heeft zich op 2 september 2020 wederom arbeidsongeschikt moeten melden vanwege een onwelwording op het werk, die werd geduid als een burn-out. In de maanden daarvoor was zij gestopt met hormoonsuppletie en ging de gezondheid geleidelijk achteruit. Een half jaar na de ziekmelding was er nog geen verbetering en had zij nog veel last van dyspnoe, vermoeidheid, verzuring in het lijf en concentratieproblemen. Er werd vastgesteld dat eiseres last had van long-covid. Eiseres heeft een revalidatietraject gevolgd. Ook werd ze toen behandeld voor PTSS met betrekking tot de jaren geleden doorgemaakte darmkanker middels succesvolle EMDR. Sindsdien gaat het stabiel wisselend. De klachten die eiseres omschrijft (dyspnoe, vermoeidheid en concentratieproblemen) passen bij long-covid zoals omschreven in de richtlijnen van o.a. de NVAB. De klachtenpresentatie is consistent in de medische en sociale anamnese. Op het spreekuur maakt eiseres een chaotische en vermoeide indruk. Factoren die mogelijk ook bijdragen aan de vermoeidheid zijn de verworven obesitas en diabetes mellitus na het stoppen van hormoonsuppletie en het sterke vermoeden van OSAS. Ook speelt er een beeld van PTSS wat na een recente opname en buikwandoperatie weer naar de voorgrond is gekomen. Deze genoemde operatie wordt voor deze beoordeling buiten beschouwing gelaten, omdat de aandoening en het verwachte herstel niet meer dan enkele weken zal duren.
Alles tezamen vindt de arts de geclaimde belemmeringen plausibel en passend bij de gestelde en vermoedelijke diagnoses. Beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren zijn aangewezen wegens de psychische klachten voortkomend uit de PTSS en long-covid. Fysiek zwaar werk is op dit moment niet haalbaar voor eiseres wegens dyspnoe en vermoeidheid die passen bij long-covid, maar ook bij vermoedelijke OSAS. Op basis van de klachtenpresentatie en diagnoses vindt de arts het plausibel dat eiseres een recuperatiebehoefte heeft. Daarom is een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week aangewezen met regelmatige werktijden en zonder avond- en nachtdiensten.
Er dient een belastbaarheid opgesteld te worden per datum ziekmelding (2 september 2020) en per datum einde wachttijd (31 augustus 2022). De medische klachten zijn in die periode wisselend geweest, maar kwamen voort uit dezelfde diagnoses en leiden tot dezelfde beperkingen. Derhalve acht de arts de belastbaarheid zoals vastgesteld op datum spreekuur geldig vanaf 2 september 2020 tot op heden. Behandeling is nog mogelijk voor de PTSS en (mogelijke) OSAS. Wat betreft long-covid is er nog veel onduidelijk over de prognose. Daarom is er geen sprake van duurzaamheid en een herbeoordeling kan gedaan worden na zes maanden.
3.2.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam 4] heeft het dossier, het bezwaar en de medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts b&b stelt dat een spreekuur niet noodzakelijk is, omdat er in de bezwaarfase geen nieuwe medische gegevens naar voren zijn gebracht. Het primair onderzoek was uitgebreid. De opgevraagde en verkregen medische informatie in bezwaar was helder en duidelijk. Deze bevindingen laten een overeenkomstig beeld zien en bevestigen de klachten en bevindingen die in de eerdere rapportage van de arts zijn weergegeven. Een hernieuwd spreekuur door een verzekeringsarts zal de voorgeschiedenis niet wijzigen, evenmin de genoemde klachten, de behandelingen, de gebruikte medicijnen en de bevindingen bij het onderzoek niet, temeer nu de bevindingen van de arts overeenkomen met de bevindingen van de SNR, psycholoog en de huisarts. Een hernieuwd spreekuur door een verzekeringsarts zal dan ook niet leiden tot andere bevindingen en heeft ook geen toegevoegde waarde.
Het standpunt dat er meer beperkingen zijn, kan volgens de verzekeringsarts b&b niet worden onderbouwd. Eiseres heeft pijnklachten en moeheid, psychische klachten, klachten van de longen, overgewicht met diabetes mellitus, hoge bloeddruk en OSAS. De informatie van de revalidatie laat lezen dat er sprake is van chronische pijnklachten en moeheid. Met de revalidatie zijn de klachten wat verbeterd. Dit leidt wel tot fysieke beperkingen. Deze zijn door de arts aangenomen, waarbij de arts tevens nog wel beperkingen heeft aangegeven in de duurbelastbaarheid.
De informatie van de psycholoog omschrijft de ervaren klachten, alsook de behandeling. Niet blijkt dat de bevindingen bij het oriënterend onderzoek anders zijn dan door de arts omschreven. De beperkingen die in persoonlijk en sociaal functioneren door de arts zijn aangenomen bij deze bevindingen kunnen dan ook als correct worden gehandhaafd.
Eiseres heeft ook longklachten, maar er is geen sprake van ernstig longfunctieverlies. Dit blijkt niet uit de informatie van de longarts. Wel is er sprake van een allergie bij eosinofiel astma en dienen allergenen vermeden te worden. Dit moet op worden aangepast. De verzekeringsarts b&b stelt daarnaast vast dat er slaapproblemen gerelateerd aan OSAS zijn, maar de OSAS is matig van ernst. Recent is de behandeling gestart. Ook hieruit blijkt niet dat er aanleiding is om forse beperkingen aan te nemen, maar is het behoud van dag/nachtritme wel aangewezen. Overmatig fysieke belasting dient vermeden te worden alsook verstoring van het dag/nachtritme. Dit is al vastgesteld door de arts en behoeft geen aanpassingen. Ten aanzien van de diabetes mellitus zijn specifieke beperkingen anders dan dieet en handhaven van het dag/nachtritme niet geïndiceerd. Ten aanzien van de hoge bloeddruk stelt de verzekeringsarts b&b vast dat het nodig is om overmatig fysieke inspanning te vermijden net als overmatige mentale inspanningen. Deze beperkingen zijn al aangenomen vanwege de aanwezige andere aandoeningen.
De verzekeringsarts b&b stelt dat er geen reden is om een zwaardere urenbeperking aan te nemen. Eiseres heeft OSAS, echter matig van ernst. Niet gebleken is dat er sprake is dagelijks terugkerende structurele bedrust overdag om te recupereren. Eiseres is verder overdag actief met diverse huishoudelijke en gezinstaken, heeft diverse hobby’s, fietst en wandelt. Desondanks heeft de arts toch een beperkte duurbelastbaarheid aangenomen. Er is geen aanleiding om naast de overige beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren alsook fysiek een verdergaande werktijdenbeperking aan te nemen dan is aangenomen. In de bezwaarprocedure zijn er geen nieuwe medische feiten of gegevens naar voren gekomen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de beperkingen ernstiger zijn dan door de arts in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn aangenomen. Er zijn geen medische argumenten om af te wijken van het primaire medisch oordeel, behoudens de beperking op allergie. De beperkingen en belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 31 juli 2023.
3.3.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Het is eiseres niet duidelijk hoe het UWV tot het standpunt is gekomen, ondanks de duidelijke door haar overlegde medische stukken. Het onderzoek is onzorgvuldig geweest. De arts en de verzekeringsarts b&b hebben onvoldoende gekeken naar wat eiseres wel en niet kan. Het is totaal onbegrijpelijk dat er wordt geoordeeld dat eiseres zes uur per dag kan werken, terwijl zij niet eens kan douchen zonder uit te rusten. De medische informatie is te beperkt opgevat en geïnterpreteerd.
Oordeel van de rechtbank over de medische beoordeling
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Hoewel uit de rapporten van de arts en van de verzekeringsarts b&b blijkt dat eiseres één maal is gezien op het spreekuur van de arts en dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, namelijk de psychische klachten, vermoeidheidsklachten, pijnklachten, diabetes mellitus, hypertensie, OSAS en allergieklachten, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b niet zonder nader spreekuur heeft kunnen oordelen dat er niet meer beperkingen moesten worden aangenomen dan dat er nu door de verzekeringsarts b&b zijn aangenomen. Naar oordeel van de rechtbank had de verzekeringsarts b&b eiseres moeten zien op een spreekuur. Hoewel eiseres heeft afgezien van het bijwonen van een hoorzitting heeft zij daarmee niet ook afgezien van een spreekuur door een verzekeringsarts b&b. De door het UWV gegeven motivering om af te zien van een spreekuur is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende. De arts heeft in zijn rapportage van 13 oktober 2022 gesteld dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de prognose van de long-covid klachten. Daarnaast blijkt uit deze rapportage dat eiseres bij het douchen en het wassen van haar haren gebruik moet maken van een krukje. Ook moet eiseres na niet te inspannende (huishoudelijke) taken uitrusten. Uit de medische informatie blijkt dat eiseres een revalidatietraject heeft gevolgd, bij de longarts is geweest voor longfunctieonderzoeken en onder behandeling is van een psycholoog. Het dagverhaal van eiseres is zo summier dat daaruit niet kan blijken welke klachten en belemmeringen eiseres als gevolg van onder meer de long-covid klachten ervaart. In een nader spreekuur had de verzekeringsarts b&b dit verder uit kunnen vragen. De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van de coronabesmettingen in combinatie met de eerder vastgestelde klachten. De rechtbank acht het gelet op de ontwikkeling en de impact die een coronabesmetting kan hebben aannemelijk dat eiseres lang heeft moeten herstellen van deze klachten en dat zij, ook vanwege de andere klachten, mogelijk meer langdurige beperkingen daaraan heeft overgehouden. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het bestreden besluit leidt aan een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Bestuurlijke lus
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken om alsnog een medische beoordeling te laten plaatsvinden waarbij eiseres door een verzekeringsarts b&b wordt gezien op een spreekuur. Mocht het spreekuur leiden tot een aanpassing in de FML, dan dient er tevens een herbeoordeling door de arbeidsdeskundige b&b plaats te vinden. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. Voor het door eiseres verzochte inschakelen van een onafhankelijke deskundige ziet de rechtbank op dit moment nog geen aanleiding.
6. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om binnen zes weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
  • draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.