ECLI:NL:RBZWB:2024:4212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
BRE 22/3452
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na een bedrijfsongeval in oktober 2017, waarbij hij onder een pallet met dozen terechtkwam. Het UWV weigerde de uitkering per 24 januari 2021, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser ging vervolgens in beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn betrokken. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de bevindingen van de artsen consistent zijn. Eiser heeft aangevoerd dat hij zwaarder beperkt is dan door het UWV is aangenomen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is die deze claim ondersteunt.

De rechtbank concludeert dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, omdat eiser niet voldoet aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de Wet WIA. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding en griffierecht af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3452

uitspraak van 20 juni 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Türk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 25 juni 2021 geweigerd per 24 januari 2021 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 10 juni 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV, [naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 24 januari 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als machine operator voor 40 uur per week. Op 1 januari 2019 is hij voor dat werk uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten die zouden samenhangen met een bedrijfsongeval in oktober 2017.
3.3.
Op 6 november 2020 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 28 januari 2021 heeft het UWV een voorschot op de WIA-uitkering aan eiser toegekend.
3.4.
Met het primaire besluit heeft het UWV geweigerd per 24 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Arts [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur. Tijdens het spreekuur werd psychisch en lichamelijk onderzoek verricht. Het rapport van de arts werd getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam 3] .
De arts stelt dat eiser op 31 oktober 2017 voor zijn werk is uitgevallen vanwege een bedrijfsongeval waarbij eiser onder een pallet met dozen terecht is gekomen. Na het ongeval heeft eiser deels gewerkt in aangepast werk, maar per 2 maart 2018 is hij volledig arbeidsongeschikt verklaard. In juni 2018 is eiser weer gaan werken, maar dit hield hij niet vol. Naar aanleiding van het deskundigenoordeel is vastgesteld dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is en in staat is om een re-integratietraject te starten.
Daarnaast stelt de arts dat de bevindingen tijdens het spreekuur en de medische informatie niet passend zijn bij de presentatie van eiser. Eiser claimt cognitieve klachten te hebben, maar de aangeleverde medische informatie toont dat er geen onderliggend medisch lijden aan te wijzen is voor de ervaren problematiek. Aan de andere kant is de discrepantie in het stotteren in het Nederlands en Turks opvallend. Eiser lijkt niets te verstaan in het Nederlands, maar spreekt wel vloeiend Turks zonder te stotteren en kan dit ook goed verstaan. Ook is het opvallend dat naar mate het gesprek vordert eiser niet meer stottert en adequaat antwoord geeft op de gestelde vragen van de arts in het Nederlands. Eiser is georiënteerd in trias, kan namen van kinderen en woonadressen noemen en er zijn geen evidente lacunes in he geheugen te vinden. De diagnose van de behandelend ziekenhuis psychiater sloot niet voldoende aan op de bevindingen tijdens het spreekuur. Tevens worden er geen ernstige afwijkingen gevonden tijdens het lichamelijk onderzoek. Hierom worden lichte beperkingen aangenomen ten aanzien van staan, tillen en lopen.
Daarnaast meent de arts dat er op het gebied van psychische klachten externe, persoonlijke en medische onderhoudende factoren zijn die zorgen voor belemmeringen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Deze factoren zijn mogelijk gelegen in culturele normen en waarden met betrekking tot acceptatie, inactieve copingstijl en een invaliderend effect binnen het gezin waarbij alle taken van eiser worden overgenomen. Dit kan leiden tot een bevestiging van invaliderend effect bij eiser. Gezien de bevindingen tijdens het spreekuur is de arts van mening dat er meest waarschijnlijk sprake is van een aanpassingsstoornis met een aggraverende klachtenpresentatie na een bedrijfsongeval. Om geestelijke en lichamelijke overbelasting te voorkomen is eiser aangewezen op niet-zwaar fysiek werk zonder deadlines en producties en hoog handelingstempo en op werk met regelmatige uren zonder avond- en nachtdiensten. Eiser is niet gebaat bij werk met een leidinggevende functie, waarbij eiser aanspraak moet doen op emoties van zichzelf en van anderen hanteren. Ook dient eiser ontzien te worden van intensief klant- en patiëntencontact. Het hanteren van conflicten is beperkt en dient eiser voor een geestelijke balans alleen telefonisch of schriftelijk te doen. Als er met deze beperkingen rekening wordt gehouden heeft eiser benutbare mogelijkheden. De verwachting is dat het persoonlijk en sociaal functioneren het komende jaar in belangrijke mate zullen toenemen, omdat er uit de expertise van 21 april 2021 door psychiater [naam 4] blijkt dat er nog geen adequate behandeling heeft plaatsgevonden en eiser medicamenteus niet adequaat is ingesteld. Ook kan eiser verbetering ervaren als hij bovengenoemde externe persoonlijke herstel belemmerende factoren aanpakt. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 juni 2021.
Verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de belastbaarheid per datum in geding anders is dan aangegeven op de FML van 15 juni 2021. Gezien het medicatiegebruik, zoals blijkt uit de primaire rapportage, worden beperkingen aangenomen ten aanzien van beroepsmatig chauffeuren en ook ten aanzien van werkzaamheden met verhoogd persoonlijk risico.
De arts heeft volgens de verzekeringsarts b&b terecht aangenomen dat eiser belastbaar is. De ervaren klachten en belemmeringen zijn voldoende aan de orde gesteld. Er heeft een uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De aangenomen fysieke beperkingen zijn passend bij de aard en mate van de nek-, rug- en knieklachten. Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiser is aangewezen op fysiek lichte, rug- en kniesparende arbeid. Verder zijn de beperkingen passend bij de bevindingen zoals beschreven in de primaire rapportage. Er blijkt dat eiser op 9 december 2020 een kijkoperatie aan zijn linkerknie heeft ondergaan. Na een kijkoperatie, gericht op diagnostiek waar alleen gekeken wordt, kan de knie na een tot twee weken weer normaal gebruikt worden. Verder is met de slijtage rekening gehouden bij het aannemen van beperkingen ten aanzien van tillen en dragen, lopen en traplopen, staan, knielen of hurken. De operatie aan de linkerknie heeft plaatsgevonden na datum in geding en valt buiten het bestek van deze heroverweging.
Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat er bij primair onderzoek geen bewegingsbeperkingen aan de nek werden gevonden waardoor aanvullende beperkingen niet aan de orde zijn. Uit de brief van fysieke geneeskunde en revalidatie van 12 april 2022 blijkt verder dat de nekklachten berusten op een hoogstwaarschijnlijk posttraumatische discopathie, ook wel artrose genoemd. Er is echter niet gebleken dat er sprake is van aantasting van de ruggenmerg of zenuwwortels. Fysiotherapie is geïndiceerd en daar belanghebbende al fysiotherapie heeft, is het advies aanpassen van de pijnmedicatie. Daarnaast werden bij neurologisch onderzoek geen bijzonderheden waargenomen zoals blijkt uit de ontvangen brief van de revalidatiearts.
De beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren acht de verzekeringsarts b&b passend, nu er rekening wordt gehouden met het feit dat eiser verminderd stressbestendig is. Daarnaast blijkt uit de brief van de ziekenhuispsychiater van 9 april 2021 dat medicatie een positief effect heeft en tot afname van de meest heftige angsten en agitatie leidt. Verder zijn de beperkingen passend bij de observaties bij het primair onderzoek. Ondanks de geclaimde cognitieve klachten, is noch door de neuroloog, noch door de revalidatiearts aanleiding gezien om een neuropsychologisch onderzoek te laten doen. Daarnaast is niet gebleken dat na oktober 2019 sprake was van bijkomende aandoeningen die de achteruitgang verklaren, waardoor aanvullende beperkingen niet aan de orde zijn. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 april 2022.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij zwaarder beperkt is, dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen. Er zijn te weinig beperkingen aangenomen zowel op het psychisch als het lichamelijk vlak. De FML dient verder verscherpt te worden. De ingebrachte medische informatie is onvoldoende meegewogen in de beoordeling.
Eiser onderbouwt zijn standpunt met een psychiatrische rapportage van 6 februari 2024 door psychiater [naam 5] . Deze is opgesteld naar aanleiding van het bedrijfsongeval. Er is onderzoek gedaan naar de psychische klachten van eiser. In het rapport zijn er een aantal vragen over de psychische klachten van eiser beantwoord. De psychiater stelt dat er sprake is van een somatische symptoomstoornis en een dysthyme stoornis. Volgens de psychiater moeten er meerdere beperkingen worden aangenomen. Volgens eiser heeft het UWV ten onrechte deze beperkingen niet aangenomen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. De klachten die eiser toen aangaf zijn dezelfde klachten die nu beschreven worden.
4.3.
Naar aanleiding van het beroepschrift en het expertiserapport heeft de verzekeringsarts b&b een nadere rapportage opgesteld. De verzekeringsarts b&b stelt dat het beroepschrift met de onderliggende rapportage geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. De psychiatrische expertise door [naam 4] ziet op de datum in geding van 24 januari 2021, nu eiser toen op 25 maart 2021 werd onderzocht. Daarbij werd gebruik gemaakt van een onafhankelijke tolk. De verkregen informatie van eiser is hierdoor wel betrouwbaar. Tijdens het onderzoek waren er duidelijke aanwijzingen voor symptoomaggravatie. In de rapportage van 28 april 2022 is al gemotiveerd op welke items de FML wordt aangepast en dat andere, aangenomen beperkingen passend zijn.
Verder doet de expertise psychiater [naam 5] ruim 2,5 jaar na datum in geding onderzoek en gaat uit van het eigen gedane psychiatrisch onderzoek. Er is niet gebleken dat het onderzoek ook ziet op de datum in geding. Dit terwijl dezelfde expertise psychiater in zijn rapportage aangeeft dat er inderdaad vraagtekens gezet kunnen worden bij de betrouwbaarheid van betrokkene vanwege de vele aanwezige discrepanties, waaronder ook de beheersing van de Nederlandse taal. De expertise psychiater heeft onderzoek gedaan in het kader van letselschade, zoals blijkt uit de rapportage, wat andere toetsingskaders kent dan de Wet WIA. Voor de Wet WIA gaat het om arbeidsbeperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Hierbij wordt, in tegenstelling tot wat is aangegeven in de expertise rapportage, aggravatie wel degelijk meegenomen. Bij het vaststellen van de belastbaarheid wordt immers niet alleen afgegaan op de door betrokkene aangegeven klachten en ervaren belemmeringen, maar ook op de geobjectiveerde medische afwijkingen die de klachten kunnen verklaren. Er is al beargumenteerd dat de aangepaste FML, geldig per datum in geding, passend is. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de klachten als gevolg van een bedrijfsongeval in 2017, het stotteren, de aanhoudende hoofdpijnklachten, de problemen met staan, lopen en zitten en de psychische klachten. Daarnaast waren zij op de hoogte van de intratendineuze kruisbandfractuur in de knie. De arts en de verzekeringsarts b&b hebben het dossier bestudeerd en hebben bij de opstelling van de rapportage rekening gehouden met de door eiser ingebrachte medische informatie.
Anders dan eiser stelt is door de arts en de verzekeringsarts b&b wel degelijk rekening gehouden met de nekklachten. Deze klachten zijn betrokken in het oordeel. Er zijn echter geen beperkingen aan gekoppeld, omdat niet blijkt dat er sprake is van een aantasting van het ruggenmerg of de zenuwwortels. Uit de in het dossier aanwezige medische informatie blijkt dat eiser last heeft van artrose en/of slijtage. Met pijnmedicatie kunnen de klachten worden ondervangen waardoor er geen beperkingen in de FML nodig worden geacht. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat de arts en de verzekeringsarts b&b een verkeerde diagnose hebben gesteld. Ten aanzien van de rugklachten zijn er diverse beperkingen aangenomen. Naar oordeel van de rechtbank is er geen andere medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat er zwaardere beperkingen hadden moeten worden aangenomen.
Ten aanzien van de psychische klachten is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen extra beperkingen worden aangenomen. De verzekeringsarts b&b heeft in het aanvullend rapport van 12 april 2024 gesteld dat de psychiatrische expertise die is uitgevoerd door psychiater [naam 4] , ziet op de datum in geding. Tijdens het onderzoek werd gebruik gemaakt van een onafhankelijke tolk. Hierdoor is het onderzoek betrouwbaar te achten. Er waren tijdens het onderzoek duidelijke aanwijzingen voor symptoomaggravatie. In de rapportage van 28 april 2022 heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd aangegeven welke beperkingen er passend zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage van psychiater [naam 5] onvoldoende blijkt dat dit onderzoek ook ziet op de datum in geding, namelijk 24 januari 2021. Daarnaast heeft psychiater [naam 5] onderzoek gedaan in het kader van letselschade, wat andere toetsingskaders kent dan de Wet WIA. De verzekeringsarts b&b heeft daarom op goede gronden gesteld dat deze informatie niet kan leiden tot meer of andere beperkingen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de arts en de verzekeringsarts b&b deugdelijk en consistent zijn gemotiveerd. Het door het UWV verrichte onderzoek kan daarom zorgvuldig worden geacht. Niet gebleken is dat in de FML van 28 april 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden geacht, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.5.
De rechtbank kan eiser niet volgen in de stelling dat er sprake is van vooringenomenheid en wantrouwen van het UWV, omdat eiser opgenomen was in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de registratie in de FSV – wat daar ook van zij – heeft geleid tot een onzorgvuldig onderzoek. Een arts of verzekeringsarts dient aan de hand van algemeen aanvaarde verzekeringsgeneeskundige onderzoeksmethoden vast te stellen of er sprake is van een ziekte of gebrek dat leidt tot ongeschiktheid om te werken. Ziektebeelden en daaruit voortvloeiende beperkingen moeten objectief vast te stellen zijn. In dat kader is de rechtbank van oordeel dat voor de gestelde vooringenomenheid en wantrouwen van het UWV, dan wel van de arts en verzekeringsarts b&b, geen aanknopingspunten zijn te vinden. Dit veronderstelt namelijk dat het UWV van te voren een bepaalde gezindheid tegen eiser heeft gehad en dienovereenkomstig nadelig heeft besloten. Hiervoor heeft eiser echter geen enkel feit naar voren gebracht. Bovendien heeft de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van het door eiser ingestelde beroep en het expertiserapport zijn rapport aangevuld. Dit getuigt niet van vooringenomenheid of wantrouwen. Ook heeft verweerder toegelicht dat de door eiser aangehaalde signalering al vóór de datum in geding van 24 januari 2021 uit is gezet.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 111180).
5.2.
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Ter zitting heeft hij voornamelijk uiteengezet dat de functie samensteller kunststof en rubberproducten door hem niet kan worden verricht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat de geduide functies op grond van de door de verzekeringsarts b&b reeds aangenomen beperkingen zoals vastgelegd in de FML niet geschikt zijn.
5.3.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser gestelde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 2 juni 2022. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn. Daarbij is rekening gehouden met de in de FML opgenomen beperkingen. De beroepsgronden van eiser geven geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit de opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Tijdens de zitting heeft eiser specifiek nog aangevoerd dat hij de functie ‘samensteller kunststof en rubberproducten’ niet kan uitvoeren vanwege het gedwongen werktempo. Omdat een gedwongen werktempo gezien de functiebeschrijving geen onderdeel is van die functie, levert dit geen signalering op en is er dus geen belemmering deze geduide functie te betrekken. De hiervoor genoemde functies mochten daarom allemaal worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 14 januari 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 24 januari 2021.
8. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.