Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 1.938,88 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2018 en de kosten van deze procedure met wettelijke rente.
4.De beoordeling
eigengrond uit het depot te [plaats 3] heeft gehaald die door de [firma 1] naar de locatie te [plaats 2] is getransporteerd. [naam 2] heeft bovendien tijdens het voorlopig getuigenverhoor onweersproken verklaard dat hij met betrekking tot fase drie op verzoek van [naam 1] geen offerte aan [naam 3] heeft gestuurd. Vast staat dat [naam 1] op 14 maart 2016 aan [naam 3] een factuur heeft gestuurd van € 14.520,-- vanwege 2000 m3 geleverd zand (tegen € 6,- per m3 exclusief BTW) en op 16 april 2016 een factuur van € 5.808,--, voor 300 m3geleverd zand (eveneens tegen € 6,-- per m3 exclusief BTW) en voor het afvoeren van grond/puin met asbest. Vast staat dat [naam 3] voormelde facturen heeft betaald.
€ 178,00
1 november 2015. De betalingstermijn van de factuur van 6 mei 2015 is 14 dagen en die van
5 juli 2015 en 1 november 2015 30 dagen. Dat betekent dat een eventuele vordering van [naam 1] op Grondbank behoudens stuiting uiterlijk op 21 mei, 6 augustus en
2 december 2021 is verjaard.
5.5. De beslissing
19 juni 2024.