In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 19 juni 2024 een vonnis gewezen in een incident tot oproep in vrijwaring. De eiseres in de hoofdzaak, Gesellschaft mit beschränkter Haftung TRINITY PROGRESS GBMH, gevestigd te Bad Bentheim, Duitsland, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [B.V. 1] en [B.V. 2]. De gedaagden hebben in het incident verzocht om RVS Non Ferro BV in vrijwaring op te roepen, omdat zij een deel van de installatie hebben geleverd waarover klachten zijn geuit door Trinity. Trinity betwist dat de klachten enkel betrekking hebben op de door RVS geleverde onderdelen en stelt dat AFTP, de leverancier van de installatie, verantwoordelijk is voor de gehele installatie.
De rechtbank heeft de vordering tot oproep in vrijwaring toegewezen, omdat er voldoende is gesteld dat er een rechtsverhouding bestaat tussen de gedaagden en RVS, en dat RVS betrokken is bij de klachten over de installatie. De rechtbank overweegt dat het in het belang van een doelmatige procesvoering is om de vrijwaringszaak gelijktijdig met de hoofdzaak te behandelen, ondanks de bezwaren van Trinity over mogelijke vertraging. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De rechtbank heeft bepaald dat RVS door [B.V. 1 en B.V. 2] moet worden gedagvaard voor de terechtzitting op 31 juli 2024, waar zij op de eis in vrijwaring moet antwoorden.