ECLI:NL:RBZWB:2024:4245

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10680532 CV EXPL 23-2876 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en onrechtmatig handelen in de context van een platformconstructie voor huishoudelijke hulp

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, die als huishoudelijk hulp werkt via het platform Hlprs, schadevergoeding van Hlprs. Eiser stelt dat Hlprs onrechtmatig heeft gehandeld door klanten te beïnvloeden om hun overeenkomsten met hem op te zeggen, wat resulteerde in een verlies van inkomen. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 november 2023 en een mondelinge behandeling op 22 april 2024, waarbij eiser niet verscheen. De kantonrechter oordeelt dat Hlprs niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij slechts als platform fungeert en geen partij is in de overeenkomsten tussen eiser en de klanten. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af, omdat hij niet heeft aangetoond dat er sprake was van onrechtmatig handelen of dat er een causaal verband was tussen de gestelde schade en de gedragingen van Hlprs. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 947,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10680532 \ CV EXPL 23-2876
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
HLPRS B.V.,
te Breda,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hlprs,
gemachtigde: mr. H.C.M. de Kort.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over het volgende. [eiser] verricht schoonmaak- en kluswerkzaamheden bij mensen thuis. Sinds 3 januari 2020 maakt hij gebruik van het platform van Hlprs waar dienstverleners aan huis en (potentiële) klanten worden samengebracht. De vraag is of Hlprs – zoals [eiser] stelt – onrechtmatig heeft gehandeld omdat klanten overeenkomsten hebben opgezegd door toedoen van Hlprs. Daarnaast is de vraag of [eiser] recht heeft op schadevergoeding vanwege het niet ontvangen van loon tijdens ziekte of vakantie van klanten.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 november 2023;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- productie 21 en 22 van de zijde van Hlprs.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende relevante feiten vast:
a. HPWS exploiteert een online platform, waar dienstverleners aan huis en (potentiële) klanten bij elkaar worden gebracht. De rol van Hlprs bestaat uit:
- het controleren van de identiteit van de dienstverlener;
- het beheren van een administratie- en boekingssysteem;
- het zorgdragen voor de facturering namens de dienstverlener, waarbij gebruik gemaakt kan worden gemaakt van het iDEAL-betalingssysteem;
- het zorgdragen voor een aanvullende aansprakelijkheidsverzekering;
- het bieden van ondersteuning en hulp door middel van haar klantenservice;
[eiser] heeft zich op 3 januari 2020 op het platform van Hlprs beschikbaar gesteld als particuliere huishoudelijk hulp en is bij zijn inschrijving akkoord gegaan met de algemene voorwaarden van Hlprs;
in de algemene voorwaarden staat onder meer het volgende:
“1. Definities
Dienstverlener:de natuurlijke persoon die door de Klant wordt ingeschakeld voor het verrichten van werkzaamheden.
Klant:de natuurlijke persoon met wie de Dienstverlener een overeenkomst sluit uit hoofde waarvan werkzaamheden worden verricht..
Dienstverleningsovereenkomst:de overeenkomst ingevolgde de Regeling dienstverlening aan huis tussen Klant en Dienstverlener die tot stand is gekomen via het Platform. Hlprs is geen partij bij de Dienstverleningsovereenkomst.
Online Betaalplatform:De externe betalingsprovider die de betalingen, uitbetalingen en incasseringen verzorgt voor Klant en Dienstverlener.
5.De Boeking
5.8
Hlprs biedt uitsluitend een platform en faciliteert de samenkomst van de Vraag van de Klant en het Aanbod van de Dienstverlener. Hlprs.nl is uitdrukkelijk geen partij in de Dienstverleningsovereenkomst en is derhalve niet op enigerlei wijze gehouden tot nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen en/of aansprakelijk voor de eventueel uit die overeenkomst voortvloeiende schade.”
d. [eiser] is via het platform in contact gekomen met verschillende huishoudens en heeft werkzaamheden verricht bij meerdere huishoudens.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
te verklaren voor recht dat Hlprs onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
voor recht te verklaren dat Hlprs jegens [eiser] aansprakelijk is voor de gevolgen van het onrechtmatig handelen;
Hlprs te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 13.205,60 exclusief btw (€ 15.978,78 inclusief btw), subsidiair Hlprs te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag ter hoogte van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen en te begroten bedrag;
Hlprs te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente over het onder c. gevorderde vanaf 9 maart 2023, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening door Hlprs;
Hlprs te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.000,00 exclusief btw (€ 1.200,00 inclusief btw);
Hlprs te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Hlprs onrechtmatig handelt omdat verschillende huishoudens overeenkomsten met hem hebben opgezegd door toedoen van Hlprs. De huishoudens hebben opgezegd omdat in de overeenkomsten essentialia ontbraken zoals tarieven en bedragen. Dit maakt dat de overeenkomsten niet valide waren. Daarnaast is [eiser] niet doorbetaald als klanten op vakantie waren of ziek waren terwijl dit volgens de website van Hlprs wel moet.
3.3.
Hlprs voert verweer. Zij stelt allereerst dat sprake is van ‘obscuur libel’ omdat onduidelijk en onbegrijpelijk is wat [eiser] vordert en waar hij zijn vordering op baseert. Daarom dient de dagvaarding nietig te worden verklaard of dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen. Hlprs betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld of nalatig was tegenover [eiser] . Bovendien is de door [eiser] gevorderde schade niet onderbouwd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

'Obscuur libel’
4.1.
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak, dient eerst beoordeeld te worden of de dagvaarding met vorderingen – zoals Hlprs stelt – onvoldoende duidelijk is en onvoldoende feiten en juridische gronden bevat oftewel een ‘obscuur libel’ is. Hlprs heeft naar voren gebracht dat de dagvaarding niet voldoet aan de in artikel 111 lid 2 aanhef en onder d van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gestelde eisen. De kantonrechter volgt Hlprs niet. Naar het oordeel van de kantonrechter had de dagvaarding duidelijker kunnen zijn, maar is het niet zo dat Hlprs onvoldoende adequaat op het in de dagvaarding gestelde heeft kunnen reageren. De kantonrechter concludeert dat Hlprs niet in haar belangen is geschaad en dat zij voldoende inhoudelijk verweer heeft kunnen voeren. Dit deel van het verweer van Hlprs wordt daarom verworpen en de kantonrechter gaat verder met de inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Niet verschijnen ter zitting
4.2.
De kantonrechter heeft na de rolzitting een mondelinge behandeling bepaald. [eiser] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting van 22 april 2024 verschenen. Door niet op de zitting te verschijnen, heeft [eiser] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om zijn stellingen nader toe te lichten, om op de (nadere) stellingen van Hlprs in te gaan en om vragen daarover van de kantonrechter te beantwoorden. Dit, terwijl er in het tussenvonnis van 8 november 2023 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
Contractuele verhoudingen tussen Hlprs, [eiser] en klanten
4.3.
De kantonrechter volgt het standpunt van Hlprs dat er in de ‘platformconstructie’ tussen Hlprs, [eiser] en het huishouden drie contractuele verhoudingen kunnen worden onderscheiden, namelijk: (1) de arbeidsovereenkomst op basis van de Regeling dienstverlening aan huis tussen [eiser] en ieder afzonderlijk huishouden, die ziet op het verrichten van huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden, (2) de contractuele relatie tussen Hlprs en [eiser] , die ziet op het gebruik maken van het platform en de door Hlprs aangeboden faciliteiten (zoals vermeld onder 2.a.) en (3) de contractuele relatie tussen Hlprs en het huishouden, die ziet op het gebruik van het platform en de door Hlprs aangeboden faciliteiten, waar het huishouden een vergoeding, genaamd de Hlprs fee, voor betaalt.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Hlprs. Hlprs is slechts een platform waar [eiser] gebruik van kan maken nadat hij zich heeft ingeschreven en akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden van Hlprs. Er is geen sprake van betaling van loon als tegenprestatie door Hlprs voor het verrichten van arbeid door [eiser] en evenmin van een gezagsverhouding tussen Hlprs en [eiser] .
Geen onrechtmatig handelen
4.4.
De kantonrechter is met Hlprs van oordeel dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] . De stelling van [eiser] dat Hlprs onrechtmatig heeft gehandeld doordat verschillende huishoudens overeenkomsten met hem hebben opgezegd omdat bij hen onduidelijkheid bestond over de te betalen fee of dat de gesloten overeenkomsten onvolledig waren, heeft [eiser] niet nader onderbouwd. [eiser] heeft nagelaten stukken te overleggen waaruit dit blijkt. Daartegenover staat dat Hlprs met stukken gemotiveerd heeft betwist dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Zij verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar verschillende e-mailberichten die door huishoudens zijn verstuurd (productie 13, 16 en 17) en naar een overzicht van de annuleringen van de huishoudens inclusief de redenen daarvoor (productie 20 bij conclusie van antwoord).
4.5.
Voor zover [eiser] stelt dat de gesloten overeenkomsten met huishoudens niet valide waren is ter zitting door Hlprs nader toegelicht dat zij op haar website een ‘model-arbeidsovereenkomst’ heeft opgenomen, afkomstig van de website Rijksoverheid.nl. Zij biedt deze overeenkomst aan als faciliteit voor de dienstverlener en de klant, zodat zij deze kunnen gebruiken bij het opstellen van een arbeidsovereenkomst. Het is de bedoeling dat de dienstverlener en de klant deze overeenkomst dan zelf nader invullen met de specifieke gegevens die van toepassing zijn. Het kan Hlprs dan ook niet worden tegengeworpen dat [eiser] met huishoudens arbeidsovereenkomsten heeft gesloten die onvolledig zijn. Dit komt namelijk voor rekening en risico van [eiser] (en de huishoudens) om bij het gebruik maken van het formulier zorg te dragen dat beide partijen de juiste gegevens invullen. Voor zover al sprake zou zijn onvolledige arbeidsovereenkomsten tussen [eiser] en de huishoudens kan er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake zijn van onrechtmatig handelen van Hlprs tegenover [eiser] .
4.6.
Dat door Hlprs onrechtmatig is gehandeld tegenover [eiser] volgt volgens hem ook uit het feit dat verschillende huishoudens of klanten hem niet hebben doorbetaald in periodes dat zij ziek waren of op vakantie gingen. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst [eiser] naar de website van Hlprs waarop dit is vermeld. Hoewel Hlprs heeft erkend dat huishoudens of klanten [eiser] als dienstverlener moeten doorbetalen als zij op vakantie gaan of ziek zijn, betwist zij echter dat zij hier verantwoordelijk voor is. Het doorbetalen van loon tijdens ziekte of vakantie van het huishouden ziet namelijk op de contractuele verhouding tussen [eiser] en het huishouden en daar maakt Hlprs als zodanig geen onderdeel van uit. De kantonrechter volgt hierin dan ook het standpunt van Hlprs en oordeelt dat [eiser] wat dit punt betreft de verkeerde partij(en) heeft aangesproken. Hlprs is namelijk geen partij bij de afspraken die hierover tussen [eiser] en de huishoudens zijn gemaakt. Daarom kan er geen sprake zijn van onrechtmatig handelen van Hlprs tegenover [eiser] .
Afwijzing gevorderde schadevergoeding
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit het voorgaande dat niet is komen vast te staan dat door Hlprs onrechtmatig is gehandeld tegenover [eiser] . Dit betekent dat de gevorderde schadevergoeding dan ook niet op grond van onrechtmatig handelen kan worden toegewezen. [eiser] heeft bovendien nagelaten het causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de gestelde schade te stellen. Daarnaast heeft [eiser] de gevorderde schadevergoeding in het geheel niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een berekening hoe hij tot het gevorderde schadebedrag komt. Daarom wijst de kantonrechter het gevorderde bedrag aan schade af.
Conclusie
4.8.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Proceskosten
4.9.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024