ECLI:NL:RBZWB:2024:4246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10746624 CV EXPL 23-4129 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling van zorgpremie en kosten voor terhandstelling van geneesmiddelen

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ en had over de periode van september 2022 tot en met 9 mei 2023 een bedrag van € 1.595,13 onbetaald gelaten, bestaande uit premie en kosten voor terhandstelling van geneesmiddelen. VGZ vorderde in totaal € 1.922,88, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde het onterecht onbetaald had gelaten.

De gedaagde voerde verweer en betwistte het gevorderde bedrag, onder andere omdat hij in detentie zat en geen inzage had in zijn financiële administratie. VGZ stelde dat zij niet op de hoogte was gesteld van de detentie van de gedaagde en dat de betalingsverplichtingen doorliepen totdat een detentieverklaring was ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het gevorderde bedrag moest betalen, omdat hij geen inhoudelijk verweer had gevoerd tegen de hoogte van de vordering.

De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering van € 1.922,88 werd toegewezen, evenals de proceskosten van € 1.005,48 die de gedaagde moest betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10746624 \ CV EXPL 23-4129
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N. Heijkant.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 januari 2024
- de mondelinge behandeling van 2 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst heeft gesloten met VGZ en dat hij over de periode september 2022 tot en met 9 mei 2023 een bedrag van € 1.595,13 onbetaald heeft gelaten. Dit bedrag is opgebouwd uit onbetaald gelaten premie en kosten voor terhandstelling van geneesmiddelen.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.922,88, vermeerderd met rente en kosten. VGZ legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] een bedrag van € 1.595,13 aan premie en kosten voor terhandstelling van geneesmiddelen onterecht onbetaald heeft gelaten, waardoor hij ook rente en kosten verschuldigd is.
3.2.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord verweer gevoerd en het gevorderde bedrag betwist. Het is hem onduidelijk hoe het gevorderde bedrag is opgebouwd. Daarnaast heeft hij toegelicht geen inzage te hebben in zijn financiële administratie doordat hij in detentie zit en merkt hij op niet te beschikken over zijn Digid of bijbehorende inlogcodes.
3.3.
VGZ heeft bij akte kenbaar gemaakt dat zij niet door [gedaagde] middels een detentieverklaring op de hoogte is gesteld dat hij sinds 7 augustus 2023 gedetineerd is. VGZ heeft deze verklaring ook ten tijde van haar akte nog niet ontvangen. Ook niet nadat zij contact heeft gehad met de begeleider van [gedaagde] . Daarom lopen de betalingsverplichtingen van [gedaagde] nog steeds door. Pas na ontvangst van de detentieverklaring wordt de polis opgeschort en loopt de zorgplicht via het Ministerie van Justitie.
3.4.
Bij antwoordakte heeft [gedaagde] verzocht om een comparitie van partijen te gelasten, ook met het zicht op een mogelijk te treffen regeling.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het gevorderde bedrag van
€ 1.595,13 aan onbetaald gelaten premie en kosten voor terhandstelling van medicijnen moet betalen en licht dit hierna toe.
4.2.
Bij antwoordakte heeft [gedaagde] kenbaar gemaakt graag een mondelinge behandeling te willen om een regeling te treffen met VGZ.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde] in detentie zit en dat hij geen inkomen heeft. Doordat hij niet over een inkomen beschikt was het voor hem niet mogelijk om tijdens de mondelinge behandeling een betalingsregeling te treffen. Hij kon door een gebrek aan inkomen immers niets aanbieden.
4.4.
Inhoudelijk is door [gedaagde] geen verweer meer gevoerd tegen de (hoogte van de) vordering. Daarom kan het gevorderde bedrag van € 1.595,13 worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde vervallen wettelijke rente van € 38,23, berekend tot 1 augustus 2023 en de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van volledige betaling zullen als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
4.6.
VGZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. VGZ heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). VGZ heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat VGZ geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 289,52 toegewezen.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat een totaalbedrag van € 1.922,88 wordt toegewezen.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.005,48

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 1.922,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van
€ 1.595,13, met ingang van 1 augustus 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.005,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.