ECLI:NL:RBZWB:2024:4247
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gilze en Rijen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 465.000 per 1 januari 2021. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. A.K. Bisoen en een taxateur. Belanghebbende was niet verschenen op de zitting, ondanks een tijdige uitnodiging.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. Belanghebbende stelt dat de waarde maximaal € 415.000 zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar de waarde handhaaft op € 465.000. De rechtbank legt uit dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) inhoudt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door gebruik te maken van een taxatiematrix met vergelijkingsobjecten.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van belanghebbende ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.