ECLI:NL:RBZWB:2024:4256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10843075 CV EXPL 23-5198 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurder, die sinds 24 mei 2011 een woning huurt van WonenBreburg, heeft een huurachterstand opgebouwd van € 9.786,07 tot en met maart 2024. WonenBreburg heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de ontruiming van de woning te gelasten, waarbij de huurder in persoon procedeerde.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 10 januari 2024 en een mondelinge behandeling op 15 maart 2024. Tijdens de zitting heeft de huurder erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft zij ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd die hebben bijgedragen aan haar financiële problemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand bijna zeventien maanden bedraagt, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft echter besloten om de ontruimingstermijn te verlengen tot acht weken na betekening van het vonnis, rekening houdend met de persoonlijke situatie van de huurder.

De kantonrechter heeft de vordering van WonenBreburg toegewezen, inclusief de huurachterstand, gebruiksvergoeding en proceskosten. De huurder is veroordeeld om het gehuurde binnen acht weken te ontruimen en te verlaten, met afgifte van de sleutels aan WonenBreburg. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van huurachterstand voor de huurovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10843075 \ CV EXPL 23-5198
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Waar de zaak over gaat

1.1.
[gedaagde] huurt een woning van WonenBreburg. Deze zaak gaat over de vraag of de huurovereenkomst moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd.

2.Hoe de procedure is verlopen

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2024
- de akte met producties en ook een eisvermeerdering van WonenBreburg
- de mondelinge behandeling van 15 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
[gedaagde] huurt vanaf 24 mei 2011 van WonenBreburg de woning aan de [adres] ;
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan, die tot en met maart 2024 een bedrag van € 9.786,07 bedraagt.

4.Waar de kantonrechter over moet oordelen

WonenBreburg vordert bij vonnis, na vermeerdering van eis:
ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken – voor zover die niet het eigendom van WonenBreburg zijn – te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder overgave van de sleutels en wat daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen;
[gedaagde] te veroordelen om aan WonenBreburg te betalen:
1. een bedrag van € 10.442,43 aan huurachterstand, berekend tot en met de maand maart 2023, wettelijke rente tot 8 maart 2024 en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2024 over een bedrag van € 9.786,07 tot de dag van algehele voldoening;
2. een bedrag van € 577,43 per maand, zijnde de maandelijks door [gedaagde] aan WonenBreburg verschuldigde huurpenningen, te rekenen na maart 2023 tot aan het tijdstip dat de onderhavige huurovereenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden, alsmede de wettelijke rente over die bedragen en onder voorbehoud van wettelijk toegestane huurverhogingen;
3. ter zake van gebruiksvergoeding/schadevergoeding een bedrag van € 577,43 voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke zal blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van WonenBreburg te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop de onderhavige huurovereenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden of ontbonden zal zijn verklaard, alsmede de wettelijke rente over die bedragen en onder voorbehoud van wettelijk toegestane huurverhogingen;
4. de proceskosten.

5.De standpunten van partijen

5.1.
WonenBreburg legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onbetaald laten van de huur. De huurachterstand bedroeg ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding € 9.870,14 berekend tot en met december 2023 en ten tijde van de mondelinge behandeling een bedrag van € 9.786,07 berekend tot en met maart 2024. Dit is meer dan drie maanden, wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De vordering daartoe en de daarmee verband houdende nevenvorderingen dienen daarom te worden toegewezen, aldus WonenBreburg.
5.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij erkent de huurachterstand en heeft tijdens de zitting uitgebreid toegelicht dat de huurachterstand is ontstaan als gevolg van verschillende persoonlijke omstandigheden. Zo zijn er schulden ontstaan in de periode dat zij nog met haar ex-partner samen was. Toen zij werkte kon ze alles netjes aflossen. Vervolgens heeft zij een ongeluk gehad waardoor zij niet meer kon werken en zij lange tijd moest revalideren. Hierdoor had zij geen inkomsten en kon zij niet extra aflossen op de al bestaande huurachterstand. Daarnaast is zij gedupeerde van de toeslagenaffaire. Ook heeft [gedaagde] toegelicht dat inmiddels is gebleken dat zij de afgelopen tijd te weinig geld heeft ontvangen vanuit de ziektewet en dat zij een aanvulling had moeten ontvangen. Vanaf augustus 2023 tot en met december 2023 heeft zij in ieder geval de lopende huur betaald. Bovendien staat [gedaagde] open voor hulp en is zij bezig om beschermingsbewind aan te vragen. [gedaagde] stelt dat zij met haar minderjarige dochter op straat komt te staan als zij de woning moet verlaten. Zij wil graag in de woning blijven wonen.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

6.De beoordeling

Ontbinding en ontruiming
6.1.
De kantonrechter zal de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toewijzen en legt hierna uit waarom.
6.2.
Uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
6.3.
De kantonrechter stelt vast dat ten tijde van de mondelinge behandeling sprake is van een huurachterstand van bijna zeventien maanden. Gelet op de hoogte van deze huurachterstand is de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning kan worden toegewezen. De kantonrechter ziet vanwege de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] wel aanleiding om de ontruimingstermijn te bepalen op acht weken na betekening van het vonnis.
6.4.
WonenBreburg heeft tijdens de zitting toegezegd dat zij dit vonnis niet ten uitvoer zal leggen als er afspraken worden gemaakt over de betaling van de huur(achterstand) en [gedaagde] zich ook houdt aan deze afspraken. WonenBreburg heeft toegelicht dat het voor haar van belang is dat [gedaagde] de lopende huur maandelijks blijft betalen, dat er een bewindvoerder wordt aangesteld en dat met die bewindvoerder afspraken gemaakt moeten worden over de hoogte van het maandelijks af te lossen bedrag, die vervolgens ook strikt worden nageleefd. De kantonrechter vertrouwt erop dat WonenBreburg zich aan die toezegging zal houden.
Vervallen huurtermijnen
6.5.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 577,43 per maand, voor nog te vervallen huurpenningen, te rekenen na maart 2024 toe tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst.
Gebruiksvergoeding
6.6.
De kantonrechter wijst ook toe het gevorderde bedrag van € 577,43 per maand als gebruiksvergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] vanaf de datum van ontbinding in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen. De wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding zal worden afgewezen. De huurovereenkomst is op dat moment al ontbonden en de wettelijke huurverhoging is enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn. De gebruiksvergoeding is dan op grond van de wet verschuldigd.
Wettelijke rente
6.7.
Omdat [gedaagde] een achterstand heeft in de huurbetalingen, moet zij ook de daarover gevorderde wettelijke rente betalen. De gevorderde verschenen en toekomstige rente over de hoofdsom zullen als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna (onder 7. De beslissing) bepaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.8.
WonenBreburg vordert een bedrag van € 614,18 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat WonenBreburg op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning op grond van artikel 6:96 lid 6 BW heeft verzonden aan [gedaagde] . Gelet op de stellingen van WonenBreburg en de bij dagvaarding overgelegde brief van 13 september 2022 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
Proceskosten
6.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WonenBreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.591,48

7.De beslissing

De kantonrechter
7.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres] ,
7.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen acht weken na de betekening van dit vonnis met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen en te laten,
7.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan WonenBreburg te betalen:
  • een bedrag van € 10.442,43 aan huurachterstand tot en met maart 2024 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.786,07 vanaf 8 maart 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
  • een bedrag van € 577,43 aan huur vanaf april 2024 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum tot aan de dag van volledige betaling;
  • een bedrag van € 577,43 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt;
7.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.591,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
7.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.