Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.De vorderingen
in conventie, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie,na aanpassing van eis, voor zover mogelijk
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de eigendom en verdeling van paarden centraal na de beëindiging van een affectieve relatie tussen de man en de vrouw. De partijen hebben van oktober 2016 tot februari 2023 een relatie gehad en hebben tijdens deze periode verschillende paarden aangeschaft. De man vordert de erkenning van zijn eigendom van bepaalde paarden en de afgifte daarvan, terwijl de vrouw in reconventie een aandeel in de paarden vordert en vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt voor hun verzorging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk eigenaar zijn van de paarden [naam 2], [naam 1], [naam 4] en [naam 3], terwijl het paard [naam 5] volledig aan de vrouw toebehoort. De rechtbank oordeelt dat de man niet kan bewijzen dat hij de enige eigenaar is van de andere paarden, aangezien de kosten en de zorg voor de paarden gezamenlijk zijn gedragen. De vrouw heeft de meeste zorg voor de paarden op zich genomen, vooral na de hersenbloeding van de man in december 2021.
De rechtbank heeft de vorderingen van de man afgewezen en de vorderingen van de vrouw toegewezen, waarbij de paarden aan de vrouw worden toebedeeld. De man is verplicht om de helft van de waarde van de paarden aan de vrouw te betalen. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 19 juni 2024.