Uitspraak
1.Het (verdere) procesverloop
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd, dat de focus moet liggen op het perspectief van de minderjarigen bij de pleegouders waar zij al zeven jaar wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen in het verleden ingrijpende levensgebeurtenissen hebben meegemaakt, waaronder huiselijk geweld, en dat zij behoefte hebben aan duidelijkheid en continuïteit in hun leven. De vader van de minderjarigen heeft zijn leven op orde gekregen en heeft herhaaldelijk gevraagd om een terugplaatsing, maar de rechtbank oordeelt dat dit momenteel niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 januari 2025, met de nadruk op het belang van de minderjarigen en de noodzaak van een ongestoord hechtingsproces. De rechtbank heeft ook kritiek geuit op de gecertificeerde instelling (GI) voor het onvoldoende inzetten op een terugplaatsing en het niet adequaat omgaan met de taalbarrière tussen de ouders en de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.