ECLI:NL:RBZWB:2024:4278

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
C/02/412435 FA RK 23-3630
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie in het kader van een verzoek tot nihilstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Bronsveld, verzocht om de alimentatie voor zijn twee minderjarige kinderen te wijzigen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.P.A. van Beers, voerde verweer tegen het verzoek van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW. De vrouw stemde in met de nihilstelling van de kinderbijdrage voor beide kinderen, maar voerde verweer tegen de terugbetaling van teveel betaalde alimentatie door de vrouw aan de man. De rechtbank heeft de verzoeken van de man voor de nihilstelling van de kinderbijdrage toegewezen, maar het verzoek tot terugbetaling van teveel betaalde alimentatie afgewezen, omdat de man geen specifiek bedrag kon koppelen aan zijn verzoek. De rechtbank heeft de beschikking van 12 januari 2021 gewijzigd, waarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen met terugwerkende kracht op nihil is vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het overige verzoek is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/412435 FA RK 23-3630
beschikking betreffende levensonderhoud d.d. 25 april 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.J. Bronsveld, gevestigd te Bergen op Zoom,
en
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. B.P.A. van Beers, gevestigd te Roosendaal.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 4 augustus 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Bronsveld d.d. 1 september 2023;
- het op 7 september 2023 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Bronsveld d.d. 27 oktober 2023, met als bijlage een wijzigingsverzoek.
1.2. Op 13 maart 2024 heeft de rechtbank deze zaak, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk met de verzoeken van de GI met zaaknummers C/02/419423 / JE RK 24-327 en C/02/419414 / JE RK 24-324, tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. In die zaken is afzonderlijk beslist, inhoudende dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] is verlengd tot 16 januari 2025 een de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] tot [geboortedag 1] 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger de GI.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum 1] 2007 tot [datum 2] 2021;
2.2.
Uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2007 (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag 2] 2009 (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
2.3.
Ingevolge de beschikking van deze rechtbank d.d. 12 januari 2021 dient de man € 134,= per kind per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
2.4.
Bij beschikking van 16 april 2020 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de kinderrechter de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 april 2020 en tot 16 april 2021. Sindsdien is deze kinderbeschermingsmaatregel telkens verlengd, voor [minderjarige 2] voor het laatst tot 16 januari 2025 en voor [minderjarige 1] voor het laatst tot [geboortedag 1] 2025.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 september 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, verleend tot 16 april 2023. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 16 januari 2025.
2.6.
[minderjarige 2] verblijft op basis van deze machtiging bij de vader.
2.7.
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 september 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden verleend met ingang van 29 september 2022 en tot 29 december 2022, onder aanhouding van het restant.
2.8.
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 december 2022 is het restantverzoek van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (te weten van 29 december 2022 en tot 16 april 2023) afgewezen, na intrekking van het verzoek door de GI.
2.9.
Bij beschikking van 6 oktober 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg (te weten bij de oma) verleend met ingang van 11 september 2023 en tot 11 december 2023. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot [geboortedag 1] 2025.
2.10.
[minderjarige 1] verblijft op basis van deze machtiging bij oma (moederszijde; hierna: mz).

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt, na wijziging:
  • te bepalen dat de man geen alimentatie ten behoeve van [minderjarige 2] zal hoeven te voldoen met ingang van 29 september 2022 en voorts te bepalen dat de vrouw de teveel betaalde alimentatie per die datum aan de man zal dienen terug te betalen;
  • te bepalen dat de man geen alimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] zal hoeven te voldoen met ingang van 11 september 2023 en voorts te bepalen dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
3.2.
De vrouw voert (deels) verweer en verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans het verzoek van de man af te wijzen.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zich ten aanzien van de minderjarigen een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW.
4.2.
De vrouw stemt in met de (gewijzigde) verzoeken van de man, voor zover die zien op nihilstelling van de kinderbijdrage met ingang van respectievelijk 29 september 2022 en 11 september 2023. De vrouw voert daarentegen verweer tegen het verzoek van de man tot terugbetaling van de teveel betaalde alimentatie.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Partijen hebben overeenstemming over de nihilstelling van de kinderbijdrage met ingang van 29 september 2022 ten aanzien van [minderjarige 2] en met ingang van 11 september 2023 ten aanzien van [minderjarige 1] . Deze overeenstemming komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen. De rechtbank zal het verzoek van de man voor zover dat ziet op de terugbetalingsverplichting van het teveel betaalde afwijzen. Zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling heeft de man geen bedrag kunnen koppelen aan zijn verzoek. Dit maakt dat het verzoek te vaag is om voor toewijzing in aanmerking te komen. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken om hierover in overleg te gaan. De rechtbank geeft partijen in overweging in dit overleg te betrekken de situatie dat beide minderjarigen niet gebaat zijn bij extra geschilpunten.

5.De beslissing

wijzigt de beschikking van 12 januari 2021 als volgt:
bepaalt dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 2] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag 2] 2009 met ingang van 29 september 2022 nader wordt vastgesteld op nihil;
bepaalt dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 1] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2007 met ingang van 11 september 2023 nader wordt vastgesteld op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.