In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 2 december 2014 in Turkije met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw vastgesteld. De rechtbank heeft ook een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij de kinderen van maandagmiddag tot woensdagochtend bij de man verblijven en van woensdagmiddag tot vrijdagochtend bij de vrouw. De kinderen zullen in de oneven jaren de eerste helft van de vakanties bij de man doorbrengen en in de even jaren bij de vrouw. De rechtbank heeft de verzoeken tot kinderalimentatie en partneralimentatie afgewezen, omdat de man geen draagkracht heeft om aan deze verplichtingen te voldoen. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat het Turkse recht van toepassing is op de huwelijksvermogensrechtelijke verzoeken, en deze verzoeken afgewezen omdat ze niet op het Turkse recht zijn gebaseerd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.