ECLI:NL:RBZWB:2024:4300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/02/421192 / FA RK 24-1729
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezamenlijk gezag en omgangsregeling voor minderjarige in het kader van raadsonderzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2024, gaat het om een verzoek van de man om gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, [minderjarige], en om een wijziging van de omgangsregeling. De man, vertegenwoordigd door mr. M.V. de Nooijer, woont te [plaats 1], terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. A.I. Cambier, woont op een bij de rechtbank bekend adres. De minderjarige is geboren op [geboortedag] 2019 en verblijft momenteel bij de vrouw. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over de verzoeken van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2024 is gebleken dat partijen er niet in zijn geslaagd om overeenstemming te bereiken over de opvoeding en verblijfplaats van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opvoedstijlen van beide ouders sterk verschillen, wat leidt tot onrust bij de minderjarige. De rechtbank heeft besloten om een raadsonderzoek te laten uitvoeren om te bepalen wat in het belang van de minderjarige is. De behandeling van de verzoeken is aangehouden tot een nader te bepalen datum in december 2024, in afwachting van het rapport van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/421192 / FA RK 24-1729
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Beschikking betreffende raadsonderzoek
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.I. Cambier te Axel.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 11 april 2024 ontvangen verzoekschrift tot gezamenlijk gezag, vaststellen van een omgangsregeling en wijziging hoofdverblijfplaats, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. De Nooijer van 21 mei 2024, met bijlage;
- het op 23 mei 2024 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 30 mei 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige], geboren te [plaats 2] op [geboortedag] 2019.
2.2
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft de minderjarige erkend.
2.4
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige uit.
2.5
Partijen zijn op 7 augustus 2020 een ouderschapsplan overeengekomen waarin
onder meer is opgenomen dat er een omgangsregeling geldt tussen de man en de
[minderjarige] , inhoudende dat [minderjarige] één dag per veertien dagen bij de man verblijft,
waarbij het moment van omgang in onderling overleg door partijen wordt bepaald. Voorts is
in het ouderschapsplan opgenomen dat de man vanaf 1 juli 2020 een kinderbijdrage aan de
vrouw voldoet van € 286,00 per maand.
2.6
Partijen hebben op 30 maart 2022 de in het ouderschapsplan opgenomen omgangsregeling schriftelijk gewijzigd, in die zin dat er een omgangsregeling geldt waarbij [minderjarige] gedurende de even weken van zondag tot zondag bij de man verblijft en gedurende de oneven weken van zondag tot zondag bij de vrouw verblijft.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt:
Primair:
I. te bepalen dat de man mede met het gezag over [minderjarige] wordt belast;
II. te bepalen dat [minderjarige] in de even weken op zondag 16:00 uur tot zondag 16:00 uur bij de man verblijft alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen;
III. de vrouw te verbieden om met [minderjarige] naar [plaats 3] te verhuizen althans te verhuizen naar een andere plaats dan haar huidige woonplaats;
Subsidiair, voor het geval moeder zonder [minderjarige] verhuist naar een andere woonplaats:
IV. de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen en bij de man te bepalen;
V. te bepalen dat de vrouw gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19:00 uur tot zondag 18:00 uur de zorg heeft voor [minderjarige] alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
VI. deze beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
VII. kosten rechtens.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man ten aanzien van het verkrijgen van het gezamenlijk gezag, het vaststellen van een co-ouderschapsregeling en het verbod voor de vrouw om met [minderjarige] naar [plaats 3] te verhuizen, dan wel subsidiair het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en het vaststellen van een zorgregeling tussen de vrouw en [minderjarige] en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de vrouw:
a. haar vervangende toestemming te verlenen om voor het nieuwe basisschooljaar 2024-2025 met [minderjarige] , de minderjarige dochter van partijen, te mogen verhuizen naar (de omgeving van) [plaats 3] — en [minderjarige] in de [gemeente] te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand en op een basisschool naar keuze van de vrouw;
b. te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij de vrouw zal zijn;
c. te bepalen dat de man gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag na schooltijd tot zondag 17:00 uur, alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen, de zorg over [minderjarige] heeft waarbij de man [minderjarige] op vrijdag ophaalt en de vrouw haar op zondag terugbrengt;
d. te bepalen dat de man overeenkomstig de in het ouderschapsplan gemaakte afspraak met ingang van heden een (geïndexeerde) bijdrage aan de vrouw voldoet in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] van € 329,62 per maand, vermeerderd met de wettelijke indexering vanaf 1 januari 2025, althans die bijdrage in goede justitie vast te stellen met ingang van een door uw rechtbank te bepalen datum.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank stelt tijdens de mondelinge behandeling van 30 mei 2024 vast dat partijen er ondanks pogingen daartoe en de inzet van Juvent nog niet in zijn geslaagd om overeenstemming te bereiken over of nader tot elkaar te komen ten aanzien van de zaken die hen verdeeld houden, te weten de wens van de man om met het gezag over [minderjarige] te worden belast, de wens van de vrouw om met [minderjarige] naar [plaats 3] te verhuizen, alsmede de daaraan verbonden verblijfplaats en schoolkeuze van [minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (c.q. omgangsregeling). Uit hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht begrijpt de rechtbank dat de opvoedstijlen van beide partijen erg ver uit elkaar liggen, en dat partijen merken dat [minderjarige] daar, nu zij steeds wisselend bij de man en de vrouw verblijft, last van heeft. De man heeft toegelicht dat hij [minderjarige] erg vrij laat en weinig regels stelt, omdat hij het belangrijk vindt dat [minderjarige] vooral plezier heeft zolang dat op een veilige manier gebeurt. De vrouw vindt het juist belangrijk dat [minderjarige] leert om te gaan met regels en haar structuur wordt geboden, zeker nu [minderjarige] op school laat zien dat zij daar moeite mee heeft. Volgens de vrouw is [minderjarige] met name in het begin van de week erg druk op school en heeft zij dan moeite met luisteren. De vrouw heeft daarom Juvent ingeschakeld. Daaruit is gebleken dat [minderjarige] het lastig vindt om steeds tussen haar ouders te wisselen van verblijfplaats en opvoedsituatie, en dat zij daardoor vermoeid en overprikkeld raakt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen aangegeven dat zij dit herkennen bij [minderjarige] . Het is hen ook met de hulp van Juvent echter (nog) niet gelukt om hiervoor een oplossing te vinden. De vrouw heeft daarnaast opgemerkt dat zij graag wil laten onderzoeken of [minderjarige] belast is met een autismespectrumstoornis. Vooralsnog staat [minderjarige] daarvoor op de wachtlijst. Voorts hebben zowel de man als de vrouw tijdens de mondelinge behandeling bezwaren geuit tegen respectievelijk de door de vrouw gewenste verhuizing met [minderjarige] en de wens van de man om met het gezag over [minderjarige] te worden belast.
4.2
Het is de rechtbank evenwel gebleken dat beide partijen nog steeds de intentie hebben om tot een gezamenlijk gedragen oplossing te komen voor de zaken die hen thans verdeeld houden. Daarbij ziet de rechtbank een belangrijke factor die partijen verbindt; zij willen allebei het beste voor de [minderjarige] en vinden het van het grootste belang dat het goed met haar gaat. Om die reden hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld om de Raad eerst onderzoek te laten verrichten naar wat er nu in het belang van [minderjarige] dient te gebeuren. In de tussentijd zullen partijen en hun advocaten in overleg blijven treden over mogelijke oplossingen. De beslissing op de voorliggende verzoeken dient in afwachting van het onderzoek van de Raad te worden aangehouden. Daarbij hebben partijen aangegeven dat zij begrijpen dat er enige tijd gemoeid is met het onderzoek van de Raad, en dat er daarom bij aanvang van het komende schooljaar niet direct een verandering in de situatie van [minderjarige] zal (kunnen) optreden.
4.3
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er nader onderzoek nodig is om een advies te kunnen geven over wat er ten aanzien van de diverse voorliggende verzoeken in het belang van [minderjarige] zou moeten worden beslist. Verder maakt de Raad de kanttekening dat het gelet op de onrustige situatie waar [minderjarige] zich thans in bevindt, lastig kan zijn om onderzoek naar mogelijk autisme te verrichten.
4.4
Zoals tijdens de nadere mondelinge behandeling is besproken, acht de rechtbank met de Raad een raadsonderzoek geïndiceerd voordat een beslissing kan worden gegeven op de voorliggende verzoeken. Beide partijen hebben hier tijdens de mondelinge behandeling mee ingestemd. De Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, zal daarom worden verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders c.q. omgangsregeling komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua vorm en frequentie in het belang van de minderjarige vorm te worden gegeven?
- Zijn er andere feiten en omstandigheden die de rechtbank bij haar oordeel moet betrekken?
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank hierbij op dat, nu de Raad wordt verzocht een onderzoek in te stellen naar onder meer het hoofdverblijf van [minderjarige] , het de rechtbank wenselijk voorkomt dat de Raad hierbij ook het vraagstuk van de verhuizing mee zal nemen in zijn onderzoek.
4.5
De rechtbank zal de behandeling van de verzoeken in afwachting van de rapportage van de Raad en met inachtneming van de tijd die de Raad heeft aangegeven nodig te hebben voor het onderzoek inclusief wachttijden, aanhouden tot een nog nader te bepalen voortgezette mondelinge behandeling in december 2024. De advocaten van beide partijen worden daartoe verzocht hun verhinderdata voor de maand december 2024 over te leggen.
Verwijzing meervoudige kamer
4.6
De rechtbank ziet gelet op de aard en de complexiteit van de voorliggende verzoeken aanleiding om deze voor de (verdere) inhoudelijke behandeling en beslissing te verwijzen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, echter alleen indien het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming om te verhuizen gehandhaafd blijft.
4.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verwijst deze zaak voor (verdere) behandeling en beslissing naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, echter alleen indien de vrouw haar verzoek om vervangende toestemming om te verhuizen handhaaft;
5.2
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.4 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport tijdig voorafgaand aan de nader te plannen mondelinge behandeling in december 2024 bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaten van) partijen;
5.3
houdt in afwachting van het advies van de Raad en de verhinderdata van (de advocaten van) partijen iedere verdere beslissing op de verzoeken aan tot een nader te plannen mondelinge behandeling in december 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.